Interviews

Zie onderstaande links voor enkele interviews.

Westers Soetra van Maurice Knegtel

Gepubliceerd in het Kwartaalblad Boeddhisme in 2005. Het Dharma Spel, een westers soetra, Maurice Knegtel, Kosmos-Z&K, 128 pagina’s, € 14,95.

Kan dat, een sutra schrijven over de westerse wenteling van het Dharmawiel? Filosoof en zenleraar Maurice Knegtel bewijst dat het mogelijk is in zijn nieuwe boek Het Dharma Spel. Hij beschrijft daarin de Big Mind-sessies die zijn Amerikaanse zenmeester Genpo Merzel rôshi ontwikkelde om zenstudenten rechtstreeks in contact te brengen met de verschillende aspecten van hun bewustzijn, inbegrepen Wijsheid, Compassie en de Meester. Een bespreking.

Maurice Knegtel koos voor zijn boek Het Dharma Spel een verrassende vorm: Het eigentijdse empirische Big Mind-onderricht verschafte hij onderdak in wat hij noemt Het soetra van groot bewustzijn, door hem geschreven in de taal van de 2500 jaar oude Pali-sutra’s, waarin de historische Boeddha zijn leerlingen onderwees. Een waagstuk en een intrigerend experiment dat bij voorkeur een goede verstaander vergt en natuurlijk vooral een open mind. Want het lezen zelf vormt al voor ieder een oefening bij uitstek met de bewustzijnsaspecten die in het boek ten tonele worden gevoerd.

Ook voor deze sutra geldt dat je het ritme moet vinden. Dat je je mee laat deinen in het refrein en de wave van de herhaling die geleidelijk een platform gaan bieden voor toenemende ontroering. Maar dan moet je tegelijkertijd wel bereid zijn tot close-reading, want op de golven van de vorm kan veel je makkelijk ontgaan. Als Boeddha bijvoorbeeld het spel introduceert bij zijn vijf meest toegewijde monniken en twee leken (een man en een vrouw) noemt hij elk van hen ‘onovertroffen op het vlak waarin hun kwaliteiten liggen’. Een antiek stijlbloempje? Mogelijk, maar opeens realiseer je je dat ook jij in deze bijzin rechtstreeks aangesproken wordt, want de uniciteit van elk mens is hier immers in het geding.

En zo laat ook Ananda, Boeddha’s wat onnozel lijkende neef en assistent, zich overhalen tot een enigszins halfhartig schijnende deelname aan dit directe, eenvoudige en speelse onderricht. Al gauw blijkt dat zenmeester Genpo en de Verhevene geheel geïntegreerd zijn in de auteur Maurice Knegtel, die hier met grote moed en ‘onovertroffen op het vlak waarin zijn kwaliteiten liggen’ zijn eigen verhaal vertelt. OK, hij is bij de Nederlandse Big Mind-sessies de assistent geweest van Genpo rôshi. Maar het laat zich raden dat hij niet, zoals Ananda, de zijlijn leek te verkiezen.

Hij voert ons via de stemmen van de Verhevene en van de eerwaarde Ananda, Sariputra, Upali, Subhuti, Maudgalyayana, de leken Anathapindika en Visakha en later nog de eerwaarde Mahakasyapa langs:

de beschermer, het aspect van bewustzijn dat het zelf beschermt tegen invloeden van buitenaf en van binnenuit en dat niet alleen ons leven controleert, maar ook beslist welk aspect van bewustzijn zich in ons leven uit mag drukken en welk niet – het is de beschermer die om toestemming moet worden gevraagd om het Dharmaspel te kunnen spelen; het beschadigde zelf, of de wond die het leven in ons bewustzijn heeft achtergelaten; het verkrampte zelf, onze verhouding tot wat het leven ons aandoet, waarin we verkrampen, omdat de as ons levenswiel ging aanlopen; het krampachtige willen, het niet kunnen loslaten, één van de oorzaken van ons verkrampen; het harde weten, onze ideeën en zienswijzen die we voor de werkelijkheid zelf houden, zodat ze stollen en samen met het krampachtig willen leiden tot het verkrampte zelf; het ontspannen bewustzijn, de toestand van de geest van overgave; onderscheidende helderheid, het bewustzijnsaspect dat door onze harde ideeën heen kan kijken naar wat er werkelijk is en waardoor we ons bewust kunnen worden van: het bevangen bewustzijn, ons opgaan in onze zelf gecreëerde werkelijkheid dat contrasteert met groot bewustzijn, de ontwaakte staat van zijn.

De voorafgaande aspecten van bewustzijn waren, zegt Knegtel, dualistisch en gerelateerd aan het zelf. Maar vanaf groot bewustzijn is het onderzoek in het spel gericht op de niet-dualistische bewustzijnaspecten als: wijsheid, onze totale tegenwoordigheid van geest in elke situatie en voorbij elk onderscheid; compassie, het functioneren van wijsheid of het hart dat overloopt van leven en lijden van alle levende, lijdende wezens; de Meester, die op basis van wijsheid en compassie gebruikmaakt van alle aspecten van het bewustzijn en tenslotte: het dagelijks bewustzijn, waarin alle toestanden van de geest zijn geïntegreerd.

Het wordt een schitterende reis. Je kunt uit zijn op bescherming tegen ongelukken, driften, dwalingen, je eigen schaduw en je kunt je concentratievermogen, spitsvondigheid, reputatie en zuiverheid willen behoeden tegen vertroebeling en apathie. Je leert je beschadigde zelf zeer herkenbaar te zien als pijn van alles en nog wat (tekortschieten, ongrijpbaarheid, onwetendheid, afgewezen zijn) maar je bènt ook de pijn van alle lijdende, levende wezens. We hernieuwen de kennismaking met het verkrampte zelf en de wil tot ongebreidelde controle over alles en iedereen, terwijl we die controledwang niet onder controle kunnen krijgen: een uitzichtloze strijd, een allesdoordringend onbehagen, het lijden aan het lijden. Je herkent jezelf, vastgebeten aan een tak, zonder ergens steun te kunnen vinden. Vastgebeten in gestolde ideeën en overtuigingen van het harde weten.

Maar er is ook ontspannen bewustzijn, dat ons maant nergens bang voor te zijn omdat we niets anders te doen hebben dan onzelf tot toevlucht te zijnzoals de Boeddha ons heeft voorgehouden. En de onderscheidende helderheid helpt ons met de rest: doorkijkjes door de zelf opgetrokken muren en veronderstelde beperkingen van ons bevangen bewustzijn. Daarachter ligt immers onder volstrekt handbereik het groot bewustzijn, dat alles en iedereen omvat, ook de Ontwaakte, maar evenzeer onwetendheid, verwarring, lijden en alle beperkende bewustzijnsaspecten. Het zoekt nergens naar, streeft niets na en is verbonden met aspecten als wijsheid (het oog dat ziet), compassie (ook Ananda doet nu mee) en hun stuurman de Meester die het zogenaamde ‘ik’ steeds tot vertrouwen maant.

Ontroerend is het moment waarop onderscheidende helderheid een open plek in het weelderige kroos, de tropische storm, van onze bevangenheid vindt en de Verhevene vraagt wat zich daar openbaart. Waarop Sariputra zegt: datgene wat Sariputra aan den lijve ervaart, Heer. En anderen zeggen achtereenvolgens onder meer: het voorwoordelijke, het grondeloze, dat wat is. En prachtig is ook wat de deelnemers antwoorden in het bewustzijnsaspect van het Groot bewustzijn. Niets en niemand is uitgesloten, Heer. Alles en iedereen. De ongeborene, God, waarheid, maar ook onwetendheid, dood, angst, verwarring.

Maar geheel in de lijn van de ch’antraditie ligt de ‘deus ex machina’ in het dagelijks bewustzijn, waarin alle bewustzijnsaspcten zijn geïntegreerd – niets bijzonders, thuis op de markt van de wereld, overeenkomstig de omstandigheden en volkomen ongehinderd. Dan scoort Ananda, die totnutoe vrijwel afwezig was in dit spel, zijn punten: ‘Ik ben gewoon mezelf, Heer, Ananda’s dagelijks bewustzijn, en ik heb helemaal niet begrepen van wat er in de uren na de maaltijd is gebeurd, noch heb ik er merkbaar iets van meegenomen. Maar nu het begint te schemeren en de avond spoedig valt, kan ik zeggen dat het wonderbaarlijk was, Eerbiedwaardige, buitengewoon, Heer Gautama, al kan ik niet vaststellen waarom.’

Op mijn beurt kan ik niet heel precies vaststellen, waarom dit zo’n bijzonder boek is. Natuurlijk, een westers sutra is sowieso iets bijzonders – taal en stijlmiddelen uit de boeddhistische oudheid plakken op een Amerikaanse bewustwordingsaanpak ook. En door de nauwgezette oprechtheid van Knegtel zal zijn boek ook voor menigeen een uitstekende inleiding in de Pali Canon kunnen zijn. Maar de grote compassie van waaruit het is geschreven, geeft misschien toch wel de doorslag. En daarmee draagt het zeker bij tot de ‘ontsluiting’ van ch’an/zen in het westen.

De bemoedigende tijd-visie van Dogen

‘Varen op de stroom van de vergankelijkheid’
(Gepubliceerd in Kwartaalblad Vorm & Leegte omstreeks 2005)

Tijd. Welbeschouwd is dat de immer voortgaande stroom van toekomst naar verleden via de spil van het waarneembare heden. Voor wie nog beter kijkt, zoals de 13e eeuwse zenmeester Dogen Kigen zenji, is elk nu-moment in deze stroom tevens uitdrukking van eeuwigheid. De spil van het heden is oneindig.

Tijd is het voertuig van de vergankelijkheid. En niets lijkt minder eeuwig dan dat. Want alles gaat voorbij. En we moeten met dat dualistische gegeven leren leven. Samen met de smartelijkheid ervan die centraal staat in de eerste edele waarheid van de historische Boeddha: Het leven wordt gekenmerkt door lijden.

De antieke zenmeester Dogen (1200 -1253) voegt in twee opzichten een dimensie toe aan wat de Griekse wijsgeer Heraklitos van Ephese, die ongeveer in Boeddha’s tijd leefde, reeds panta rhei noemde: Alles stroomt, niets blijft; we kunnen niet twee maal in dezelfde rivier stappen. Wat Dogen ca. 1700 jaar later toevoegde, valt in de eerste plaats te lezen in het essay Uji (Zijn-tijd) uit zijn levenswerk de Shobogenzo. Maar ook in andere Shobogenzo-hoofdstukken, zoals Zenki (Alles werkt samen), Genjokoan (Realisering van het alledaagse) en Bussho (Boeddhanatuur) komen deze twee aspecten voor:

Elk wezen, elk ding, elk verschijnsel manifesteert zich als tijd. Elk moment is, in de vorm van de dingen zoals ze dan zijn, expressie van eeuwigheid of tijdloosheid. Aldus voltrekt zich aan alle dingen voortdurend de vergankelijkheid die samenvalt met hun ware aard of Boeddhanatuur. Boeddhanatuur ìs vergankelijkheid; vergankelijkheid ìs Boeddhanatuur. Alles wat bestaat is op elk moment Boeddhanatuur.

-Het alledaagse realiseren-

Het is een prachtig, optimistisch en bemoedigend inzicht, waarin het alledaagse de diepe glans krijgt die het conform de ch’an-traditie ook alleszins verdient. Het helpt inzien en ervaren hoe samsara tegelijkertijd nirwana is. Geen wonder dat de befaamde en gevoelige zenmeester en -dichter Ryokan (1795-1831) vaak tranen plengde als hij Dogen las.

De Nederlandse Dogen-kenner Nico Tydeman sensei benadrukt dat het alledaagse bij Dogen niets uitsluit. Wij hoeven niets anders te doen dan dit alledaagse te realiseren met alles erop en eraan. Elk moment weer. Genjokoan heet dat begrip bij Dogen, door zenautoriteit Thomas Cleary vertaald als ‘issue at hand’: wat zich ook maar voordoet. Zo beleef je elk moment de vergankelijkheid, zo realiseer je elk moment de Boeddhanatuur van al het bestaande. Elk moment wordt onbetaalbaar.

In zijn inleiding in Shobogenzo Zuimonki (Asoka – vertaling Dirk Horai Beemster) citeert Tydeman Dogen uit diens Shobogenzo Uji:

‘De wereld van leven en dood en alles wat daarin is, is een bestaan in de tijd. En het bestaat voortdurend door zichzelf te actualiseren in je huidige ervaring. Alles bestaat in het heden binnen jezelf…. De werkelijke betekenis van het bestaan ligt in het bestaan van de tijd. Een berg is tijd, de oceaan is tijd. Bergen en oceanen bestaan alleen in het heden. Als de tijd ophoudt te bestaan, bestaan bergen en oceanen ook niet meer. Vanuit dit standpunt bezien zijn morgensterren Boeddha’s, de wijsheid van verlichting, de overdracht van hart tot hart, verlicht door het bestaan-in-de-tijd. Indien er geen bestaan-in-de-tijd is, kunnen geen van deze dingen plaats vinden.’

-Heel rijk begrip-

Als alles in het heden bestaat, geldt dat volgens Tydeman ook voor verleden en toekomst. ‘Verleden is ook hier-en-nu aanwezig. Net als de toekomst anders zouden we niet kunnen plannen. Hier-en-nu wordt in de zenwereld wel eens beperkt opgevat, maar het is juist een heel rijk begrip. Herinneringen, verleden, verdriet hebben in zen wel eens de kleur van een verboden gebied, maar dat is onzin. Die aspecten zijn evenzeer hier-en-nu aanwezig als bomen en bergen.’

Sobhanandi van het Boeddhistisch Centrum Amsterdam (VWBO) is zo geïntrigeerd door het gedachtegoed van Dogen dat zij bezig is een Dogen-website op te zetten. Over Uji zegt ze: ‘Tijdsdenken in lineaire zin is een uitvinding van de geest, een hulpmiddel. Het gaat Dogen niet om het denken maar het ervaren van het heden in al zijn kracht en het loslaten van verleden en toekomst. Dogen wil overbrengen dat verleden tijd niet bestaat, toekomst ook niet, alleen heden. Hij heeft het over leven in het moment, met wat er is en daarnaar handelen. Heel moeilijk want we hebben onze herinneringen, gewoontes en verlangens. Verleden, heden en toekomst; die alle drie in het heden houden is moeilijk, maar, als het lukt, heel bevrijdend.’

In zijn Shobogenzo-inleiding schrijft Tydeman over dit Dogen-thema:

‘Natuurlijk is er een gaan van de tijd: van vandaag naar morgen en van morgen naar overmorgen. Maar dit vloeien van de tijd is slechts actueel aanwezig in dit moment, in het heden. Het verleden is aanwezig en manifesteert zich in het heden en de toekomst verschijnt in de tegenwoordige tijd. Het heden is de ontstaansgrond, de drager en de manifestatie van het universum in zijn verleden en zijn toekomst. De tegenwoordige tijd is een allesomvattende, alles in zich sluitende tijd. Het geheel bestaat in deze tijd en elk afzonderlijk ding bestaat in deze tijd’ (…) ‘Tijd is absolute, volledige aanwezigheid van wat is. Tijd is eeuwigheid. Eeuwigheid is niet een dimensie aan gene zijde van de tijd. Eeuwigheid is nu-dit-moment.’

Dogens beschouwing over tijd ziet Tydeman geenszins als vrijblijvende, abstracte filosofie. Hij geeft daarin een religieuze rechtvaardiging van onze meditatiebeoefening. Die is elke keer opnieuw ‘de volledige expressie van mijn heden’.

‘Dit heden wordt niet verontschuldigd door het verleden, noch ontleent het zijn bestaanszin aan zijn werkzaamheid in de toekomst. Dit heden “rust” abosluut in zichzelf en het hele universum is in deze “rust” betrokken. Dit heden, mijn zazen, is “tijd” en ik beoefen niets anders dan deze “tijd” te zijn. Dit betekent zazen beoefenen “omwille van zazen”. Dit moment is er omwille van dit moment zelf, want dit ogenblik is mijn volledigheid. Zazen speelt zich altijd af in de tegenwoordige tijd. De oefening van het zitten is een leerschool in het vinden van oneindige bevrediging in deze tegenwoordige tijd met al mijn problemen, verwarringen en illusies.’

-Alles werkt samen-

Wat voor zazen geldt, strekt zich natuurlijk ook uit tot elke andere handeling, tot alle andere dingen die je doet. Je daarvan niet afscheiden en samenvallen met wat je leven van moment tot moment is, daar gaat het –ook- bij Dogen om en hij gebruikt zijn eigen bijzondere vocabulaire om zich uit te drukken. In Shobogenzo-hoofdstuk Zenki schrijft hij (De schatkamer van het oog van de ware leer, Kosmos Z&K Uitgevers, vertaling Boudewijn Koole)

‘Leven is als iemand die in een boot vaart. Ofschoon hij aan boord van de boot het zeil hanteert, het roer ter hand neemt en boomt, draagt de boot hèm en is hij niets zonder de boot. Door met de boot te varen maakt hij deze tot boot. Onderzoek al mediterend dit precieze moment. Op zo’n moment is alles de wereld van de boot. De lucht, het water en de kust zijn allemaal de tijd van de boot geworden en niet gelijk aan de tijd die niet bij de boot hoort. Hierom is leven dat wat ik tot leven breng en zijn wij dat wat het leven tot leven brengt. Wanneer je in een boot vaart zijn geest en lichaam en de hele omgeving allemaal de kernactiviteit van de boot; de hele aarde en de hele ruimte zijn de kernactiviteit van de boot. Met het ik dat leeft en het leven dat ik ben, is het net zo.’

Hier rekent Dogen af met de vaak beperkte visie op wat wij zelf zijn. Dat het leven zich beperkt tot wat ik als vleesgebonden persoon slechts meen te zijn. Dat je leeft met behulp van zo’n een bootje, een zelf, benadrukt ook Tydeman, is een illusie. In elk leven werkt alles wat zich voordoet, tot en met de dood toe, samen en is niet op te splitsen in wel-boot en niet-boot. Alles: kust, bergen, wolken, zon, maan, roerganger en medepassagiers zijn boot: leven.

En ook in Uji lazen we dat al die dingen die wij dagelijks om ons heen zien, tijd zijn. Het leven bestaat elk moment als tijd in al zijn naadloos samenhangende verschijningsvormen.

-Alleen vrijheid in het nu-

Over de film Groundhogday (1993) met hoofdrolspeler Bill Murray wordt in zenkringen wel eens wat meesmuilend gedaan. Maar het is een film waarin op weergaloze wijze aanschouwelijk duidelijk wordt gemaakt dat de onwrikbare tijd uitsluitend in het eeuwige nu zijn vrijheid kent. Je zou bijna zeggen dat Dogen Zenji het script heeft ingefluisterd vanuit zijn Uji-tractaat. Het enige waarover mensen beschikken is NU. Steeds weer opnieuw. Dat inzien schept de basis voor bevrijding. De hoofdpersoon raakt gevangen in de tijd; hij beleeft steeds opnieuw dezelfde dag tot hij zich ermee verzoent dat we alleen maar het moment dat zich nu voordoet tot onze beschikking hebben.

De Amerikaanse zenmeester Donald Gilbert heeft in zijn stripverhaal Unk zet de waarheid op z’n kop (Mirananda 1991) ook een hoofdstuk gewijd aan Tijd. De hond Unk worstelt met het verschijnsel zonder er mee uit de voeten te kunnen, want hij kan de tijd alleen maar zien als extern probleem waarop je vat op moet krijgen (zie ook de illustratie). Wat Gilbert in zijn inleiding op dit hoofdstuk schrijft, leeft voor Unk nog niet. Volgens Gilbert verliest het tijdelijke aspect van tijd zijn pregnantie, als we tot bewustzijn komen en thuis komen in ‘een natuurlijke schuilplaats’, die hij het Tijdloze noemt. Tijd en het Tijdloze noemt hij twee aspecten van het ondeelbare. ‘Wanneer het Tijdloze en de tijd elkaar opheffen, dan is er waarheid’, zegt hij. Ook hij noemt het oneindige verleden en de oneindige toekomst beide aanwezig in het oneindige nu voor wie het onderscheidend denken loslaat en de waarheid van de Boeddhanatuur ervaart, zodat ‘er niet langer de verschijning (is) van iemand die begrensd wordt door de tijd.’

-De essentie van Hussem-

Ik heb gezocht naar iemand die wat Dogen zegt ineens tot ons door kan laten dringen en dacht aan de befaamde haikudichters die meestal ook zenmeester waren. Maar onlangs op retraite in ZIN, het klooster voor zingeving en werk, in Vught, kwam ik plotseling midden in het bos op paaltjes geplaatste gedichten tegen van de oer-Nederlandse schilder-dichter Willem Hussem (1900-1974). Ook in zijn poëtisch werk spelen het ogenblikkelijke, de eeuwigheid van het nu, de compleetheid van al het bestaande en de vergankelijkheid een essentiële rol. Hij liet zich al in de jaren veertig inspireren door het zenboeddhisme en in de jaren vijftig schreef hij zijn eerste korte aan haiku verwante gedichten, die opnieuw zijn uitgegeven in een bundel met de titel Warmte vergt jaren groei (Plint, 3e druk 2004).

In een beschouwing over de kunstenaar schrijft Han Steenbrugggen: ‘De verrassende visuele waarneming betekent voor hem een schok, een plotseling inzicht in het kosmisch principe van de perfecte harmonie.(…) Zijn poëzie is gericht op het laten samenvallen van waarneming en beeld.’ Hij citeert ook Hussem zelf: ‘Ik wil mijn poëtische ervaring direct geven, mijn ervaring moet direct in het beeld zitten. Daarom schrijf ik vrijwel altijd in de tegenwoordige tijd, in het scheppingsproces zelf. (…) Alles en iedereen is in elkaar verweven. Ik zie dat verbonden zijn altijd. Het ene bestaat dank zij het andere. Vandaar de eenheid van de tegenstelling. (…) Ik heb er een leven aan gewerkt om mijn werk zo eenvoudig mogelijk te krijgen. Ik moet die eenvoud elke keer opnieuw op mezelf veroveren.’

Steenbruggen schetst Hussems kunstenaarschap terecht als ‘een speurtocht naar de essentie’. Daarom durf ik dit artikel over Dogen en de tijd af te sluiten met het volgende titelloze gedicht van Hussem:

vaar op de stroom van de vergankelijkheid

heb geen verwachting heb geen vrees

nadert het einde laat het komen

zorgen worden overbodig

De aanslagen in Parijs

xxl-300x168Kan ik het onderwerp Aanslagen in Parijs voor een column van het Han Fortmann Centrum (HFC) uit de weg gaan?

 

  • Ja, dat kan heel goed. Want de trainingsactiviteiten van het HFC hebben toch niets te maken met geweld, IS, Islam, terrorisme en Frankrijk is niet eens een buurland.
  • Nee, natuurlijk kan dat niet. Want de trainingsactiviteiten van het HFC hebben immers alles te maken met geweld, IS, Islam, terrorisme en Parijs is maar een paar uur met auto of trein.

Oh. Nou ja, hoe je het ook wilt bekijken, ik waag me eraan. Wat hebben ze er dan mee te maken, die trainingsactiviteiten van het HFC met die vreselijke onderwerpen? Dat zich in vrijwel alle trainingsthema’s van het HFC het besef van eenheid, liefde en geweldloosheid manifesteert. Laten we ons toch realiseren dat daders slachtoffer zijn van een meedogenloze zelfhaat, die in wezen een schreeuw om liefde is. Kunnen we dit zien met de spiegel van onze eigen reflectie?
images-17In mijn laatste boek, De tocht van het hart, schrijf ik dat de beroemde Vietnamese zen- en mindfulness-monnik Thich Nath Hanh, ons in een van zijn gedichten (Please call me by my true names) voorhoudt dat wij in de eenheid van alle verschijnselen zowel het verkrachte meisje van twaalf zijn als de zeerover die haar verkracht. Ik heb voor die eenheid geen ander ijkpunt dan mijzelf. Dat is de ‘ik’ in het gedicht, waarvan je de titel het best kunt vertalen als: Noem me toch bij alle namen die ik heb.

Hij zegt daarin, na een ontboezeming over een bloesemknop en een kleine vogel, o.m.: ‘…..Ik ben de kikker die ronddartelt in een heldere vijver. En ik ben de toesluipende ringslang die de kikker opslokt. Ik ben het kind in Oeganda, vel over been, mijn beentjes zo dun als bamboetwijgen. En ik ben de wapenhandelaar die moordwapens aan Oeganda levert. Ik ben het meisje van twaalf, op een klein vluchtelingenbootje, dat overboord springt; ze is verkracht door een zeerover. En ik ben die zeerover, mijn hart nog doof voor liefde en begrip…..’

Zenmonnik Zesshin van der Plas schrijft heel mooi iets soortgelijks in het Boeddhistisch Dagblad van 14 november, een dag na de vreselijke aanslagen in Parijs onder de kop ‘Ik ben het die schiet en ik ben geschokt dat ik dat ben’: ‘Hoe zou ik gereageerd hebben als ik in die concertzaal in Bataclan had gezeten, ik zat veilig thuis. Dus ik heb geen enkel recht van (s)preken, ik ga alleen bij mijzelf te rade, het raakt me. Waarom? Omdat ik mijzelf weerspiegeld zie in het hele gebeuren, ik ben het die schiet en ik ben geschokt dat ik dat ben.’ (…) Daarom identificeer ik mij meer met de schutters, met diegenen die zich opbliezen, dan de slachtoffers. Hoe kom ik tot deze gruwelijke daad? Waar in mij huist dat? Waar ben ik in beland, waar ben ik in beland: Ik ben de schutter.’

Kunnen wij rusten in deze waarheid, kunnen wij die niet als frustratie beleven, maar als een bevrijding, die een oproep is tot liefde? Want van alles wat we in elk nu meemaken, valt niets af te zonderen. Het gedicht van Thich Nhat Hanh begint zo: ‘Denk niet dat ik morgen verleden tijd ben, want telkens verschijn ik, ook vandaag. Kijk goed: elke seconde kom ik je tegen als een bloesemknop aan een lentetak, als een kleine vogel met tere vleugels, die leert zingen in zijn nieuwe nest, als een rups in het hart van een bloem, als een juweel binnen in een steen. Mijn komst blijft gaande – lachend en huilend, met vrees en met hoop. Mijn hartslag is geboorte en dood van al wat leeft…..’

Tenslotte nog even dit: wat past er niet in het rijtje: geweld, IS, Islam, terrorisme? Natuurlijk, zo is het. Houd het in de gaten als je de neiging hebt alles over één kam te scheren. Rumi, de grote Islam-dichter, bezong steeds maar één ding: de liefde die ons draagt.

www.zennijmegen.nl