Hoi! Ken je dat gedichtje van J.C. van Schagen in Domburgse Cahiers nummer 20?
een prins wezen
wel aardig
een verborgen prins
zuiverder
Dat ‘prins wezen’ vind ik zo ‘wezenlijk’ dat ik je er een mailtje over schrijf. De sprookjesprinses met dat bed waarin haar kandidaat-prins moet passen op straffe van mutilatie en dood, leeft in ons allen. Dat de mens is geschapen naar Gods beeld en gelijkenis, proberen we in te perken tot òns exclusieve waarheidsbeeld. Wie daaraan niet voldoet, valt af. Ouder, kind, broer, zuster, partner, vriend(in) of collega – niet zelden worden ze genadeloos geslachtofferd op het hakblok van onze privé-mal. Deze kleine en grote tragedies komen voort uit de plaatjes die wij maken van hoe mensen en de wereld zouden moeten zijn. We nemen niet de werkelijkheid voor wat zij is, maar proberen amechtig ons weten en ons oordeel aan de werkelijkheid op te dringen.
Tot overmaat van ramp spelen we ditzelfde destructieve spel ook met onszelf. We voldoen constant niet aan de eisen die we onszelf opleggen op grond van vooral ouderlijke inprentingen. We nemen onszelf voortdurend de maat zoals wij dat bij anderen doen en we passen almaar niet in onze eigen maatvoering. Ons pijnlichaam, om met Eckhart Tolle te spreken, kunnen we zo eindeloos in stand houden en voeden. Wat een kwelling. Zelfaanvaarding op basis van waarneming, moment na moment, is in het boeddhisme en elke andere ‘bevrijdingsleer’ de kern om de vicieuze cirkel te doorbreken. Wie zichzelf voluit kan aanvaarden, kan dat ook met de ander en omgkeerd.
Ook het sprookje van het lelijke eendje gaat over dit proces. Wij zijn Zwaan, maar gedragen ons als lelijke eendjes tot het besef doorbreekt – langzaam, langzaam – dat onze zwaanskwaliteit ons van meet af aan aankleeft. We hoeven die alleen maar toe te laten. Dat is iets heel anders dan de zwaan/prins uithangen. Ook dat doen we allemaal wel eens. Zolang we niet overtuigd zijn van onze werkelijke prinselijke kwaliteiten. We strelen ons ego en stelen de show. Dat is ‘wel aardig’ om met Van Schagen te spreken.
Maar de werkelijke prins (m/v) is een ‘verborgen prins’, die, geheel aanwezig op de wereldse markt van alledag, zijn ding doet, zijn menselijkheid en ontvankelijkheid uitstraalt, zich laat raken door wat ontroert en –zoals de oude ch’anmeesters- zijn leven danst met ups en downs, pijn en vreugde, emoties en rationaliteit. Dat is zuiverder. Veel zuiverder. Mèt inbegrip van al die menselijke dingen zijn wij boeddhanatuur om het in boeddhistische termen te vatten, en hoeven dat slechts te ervaren.
Ja, de prinselijkheid die daarmee gepaard gaat, reikt niet bij uitstek naar zwartharige, gespierde robuustheid of blonde welgevormdheid op een wit paard. Natuurlijk, het oog wil ook wat. Maar dan toch in het besef dat bevrijding uit onze ik-kramp belangrijker is. Die kramp is identiek aan onze diep ingeslepen angst voor vergankelijkheid en (ego)vernietiging. Het loslaten daarvan ligt in het vertrouwen op wat je van nature bent. Altijd nu. ‘Bij jezelf zijn’, noemt mijn vriendin dat vaak. Vanuit die positie kun je altijd varen op de stroom van het leven, in elk NU, zoals het is. In elk nu schuilt dat grote onvernietigbare bewustzijn, waaraan jij en ik en al het bestaande deelhebben. Alleen zo kun je de verbinding ervaren met de ander en het andere, zonder afbreuk te doen aan jezelf. Tot gauw, alle goeds, je
Dick Verstegen