Gepubliceerd in het Kwartaalblad Boeddhisme in 2005. Het Dharma Spel, een westers soetra, Maurice Knegtel, Kosmos-Z&K, 128 pagina’s, € 14,95.
Kan dat, een sutra schrijven over de westerse wenteling van het Dharmawiel? Filosoof en zenleraar Maurice Knegtel bewijst dat het mogelijk is in zijn nieuwe boek Het Dharma Spel. Hij beschrijft daarin de Big Mind-sessies die zijn Amerikaanse zenmeester Genpo Merzel rôshi ontwikkelde om zenstudenten rechtstreeks in contact te brengen met de verschillende aspecten van hun bewustzijn, inbegrepen Wijsheid, Compassie en de Meester. Een bespreking.
Maurice Knegtel koos voor zijn boek Het Dharma Spel een verrassende vorm: Het eigentijdse empirische Big Mind-onderricht verschafte hij onderdak in wat hij noemt Het soetra van groot bewustzijn, door hem geschreven in de taal van de 2500 jaar oude Pali-sutra’s, waarin de historische Boeddha zijn leerlingen onderwees. Een waagstuk en een intrigerend experiment dat bij voorkeur een goede verstaander vergt en natuurlijk vooral een open mind. Want het lezen zelf vormt al voor ieder een oefening bij uitstek met de bewustzijnsaspecten die in het boek ten tonele worden gevoerd.
Ook voor deze sutra geldt dat je het ritme moet vinden. Dat je je mee laat deinen in het refrein en de wave van de herhaling die geleidelijk een platform gaan bieden voor toenemende ontroering. Maar dan moet je tegelijkertijd wel bereid zijn tot close-reading, want op de golven van de vorm kan veel je makkelijk ontgaan. Als Boeddha bijvoorbeeld het spel introduceert bij zijn vijf meest toegewijde monniken en twee leken (een man en een vrouw) noemt hij elk van hen ‘onovertroffen op het vlak waarin hun kwaliteiten liggen’. Een antiek stijlbloempje? Mogelijk, maar opeens realiseer je je dat ook jij in deze bijzin rechtstreeks aangesproken wordt, want de uniciteit van elk mens is hier immers in het geding.
En zo laat ook Ananda, Boeddha’s wat onnozel lijkende neef en assistent, zich overhalen tot een enigszins halfhartig schijnende deelname aan dit directe, eenvoudige en speelse onderricht. Al gauw blijkt dat zenmeester Genpo en de Verhevene geheel geïntegreerd zijn in de auteur Maurice Knegtel, die hier met grote moed en ‘onovertroffen op het vlak waarin zijn kwaliteiten liggen’ zijn eigen verhaal vertelt. OK, hij is bij de Nederlandse Big Mind-sessies de assistent geweest van Genpo rôshi. Maar het laat zich raden dat hij niet, zoals Ananda, de zijlijn leek te verkiezen.
Hij voert ons via de stemmen van de Verhevene en van de eerwaarde Ananda, Sariputra, Upali, Subhuti, Maudgalyayana, de leken Anathapindika en Visakha en later nog de eerwaarde Mahakasyapa langs:
de beschermer, het aspect van bewustzijn dat het zelf beschermt tegen invloeden van buitenaf en van binnenuit en dat niet alleen ons leven controleert, maar ook beslist welk aspect van bewustzijn zich in ons leven uit mag drukken en welk niet – het is de beschermer die om toestemming moet worden gevraagd om het Dharmaspel te kunnen spelen; het beschadigde zelf, of de wond die het leven in ons bewustzijn heeft achtergelaten; het verkrampte zelf, onze verhouding tot wat het leven ons aandoet, waarin we verkrampen, omdat de as ons levenswiel ging aanlopen; het krampachtige willen, het niet kunnen loslaten, één van de oorzaken van ons verkrampen; het harde weten, onze ideeën en zienswijzen die we voor de werkelijkheid zelf houden, zodat ze stollen en samen met het krampachtig willen leiden tot het verkrampte zelf; het ontspannen bewustzijn, de toestand van de geest van overgave; onderscheidende helderheid, het bewustzijnsaspect dat door onze harde ideeën heen kan kijken naar wat er werkelijk is en waardoor we ons bewust kunnen worden van: het bevangen bewustzijn, ons opgaan in onze zelf gecreëerde werkelijkheid dat contrasteert met groot bewustzijn, de ontwaakte staat van zijn.
De voorafgaande aspecten van bewustzijn waren, zegt Knegtel, dualistisch en gerelateerd aan het zelf. Maar vanaf groot bewustzijn is het onderzoek in het spel gericht op de niet-dualistische bewustzijnaspecten als: wijsheid, onze totale tegenwoordigheid van geest in elke situatie en voorbij elk onderscheid; compassie, het functioneren van wijsheid of het hart dat overloopt van leven en lijden van alle levende, lijdende wezens; de Meester, die op basis van wijsheid en compassie gebruikmaakt van alle aspecten van het bewustzijn en tenslotte: het dagelijks bewustzijn, waarin alle toestanden van de geest zijn geïntegreerd.
Het wordt een schitterende reis. Je kunt uit zijn op bescherming tegen ongelukken, driften, dwalingen, je eigen schaduw en je kunt je concentratievermogen, spitsvondigheid, reputatie en zuiverheid willen behoeden tegen vertroebeling en apathie. Je leert je beschadigde zelf zeer herkenbaar te zien als pijn van alles en nog wat (tekortschieten, ongrijpbaarheid, onwetendheid, afgewezen zijn) maar je bènt ook de pijn van alle lijdende, levende wezens. We hernieuwen de kennismaking met het verkrampte zelf en de wil tot ongebreidelde controle over alles en iedereen, terwijl we die controledwang niet onder controle kunnen krijgen: een uitzichtloze strijd, een allesdoordringend onbehagen, het lijden aan het lijden. Je herkent jezelf, vastgebeten aan een tak, zonder ergens steun te kunnen vinden. Vastgebeten in gestolde ideeën en overtuigingen van het harde weten.
Maar er is ook ontspannen bewustzijn, dat ons maant nergens bang voor te zijn omdat we niets anders te doen hebben dan onzelf tot toevlucht te zijn, zoals de Boeddha ons heeft voorgehouden. En de onderscheidende helderheid helpt ons met de rest: doorkijkjes door de zelf opgetrokken muren en veronderstelde beperkingen van ons bevangen bewustzijn. Daarachter ligt immers onder volstrekt handbereik het groot bewustzijn, dat alles en iedereen omvat, ook de Ontwaakte, maar evenzeer onwetendheid, verwarring, lijden en alle beperkende bewustzijnsaspecten. Het zoekt nergens naar, streeft niets na en is verbonden met aspecten als wijsheid (het oog dat ziet), compassie (ook Ananda doet nu mee) en hun stuurman de Meester die het zogenaamde ‘ik’ steeds tot vertrouwen maant.
Ontroerend is het moment waarop onderscheidende helderheid een open plek in het weelderige kroos, de tropische storm, van onze bevangenheid vindt en de Verhevene vraagt wat zich daar openbaart. Waarop Sariputra zegt: datgene wat Sariputra aan den lijve ervaart, Heer. En anderen zeggen achtereenvolgens onder meer: het voorwoordelijke, het grondeloze, dat wat is. En prachtig is ook wat de deelnemers antwoorden in het bewustzijnsaspect van het Groot bewustzijn. Niets en niemand is uitgesloten, Heer. Alles en iedereen. De ongeborene, God, waarheid, maar ook onwetendheid, dood, angst, verwarring.
Maar geheel in de lijn van de ch’antraditie ligt de ‘deus ex machina’ in het dagelijks bewustzijn, waarin alle bewustzijnsaspcten zijn geïntegreerd – niets bijzonders, thuis op de markt van de wereld, overeenkomstig de omstandigheden en volkomen ongehinderd. Dan scoort Ananda, die totnutoe vrijwel afwezig was in dit spel, zijn punten: ‘Ik ben gewoon mezelf, Heer, Ananda’s dagelijks bewustzijn, en ik heb helemaal niet begrepen van wat er in de uren na de maaltijd is gebeurd, noch heb ik er merkbaar iets van meegenomen. Maar nu het begint te schemeren en de avond spoedig valt, kan ik zeggen dat het wonderbaarlijk was, Eerbiedwaardige, buitengewoon, Heer Gautama, al kan ik niet vaststellen waarom.’
Op mijn beurt kan ik niet heel precies vaststellen, waarom dit zo’n bijzonder boek is. Natuurlijk, een westers sutra is sowieso iets bijzonders – taal en stijlmiddelen uit de boeddhistische oudheid plakken op een Amerikaanse bewustwordingsaanpak ook. En door de nauwgezette oprechtheid van Knegtel zal zijn boek ook voor menigeen een uitstekende inleiding in de Pali Canon kunnen zijn. Maar de grote compassie van waaruit het is geschreven, geeft misschien toch wel de doorslag. En daarmee draagt het zeker bij tot de ‘ontsluiting’ van ch’an/zen in het westen.