Kort na haar dood zoek ik stilte en neem mijn intrek in een tent op het water. Een houten vlonder steekt ruim vijftien meter het meer in. Het plateau van 54 vierkante meter herbergt een volwassen tent met comfortabele bedden, stoeltjes, tafeltjes, kookgerei, een milieuvriendelijke koelton en een looplamp, die pas brandt als het donker is. Je krijgt er een trapbootje bij waarmee je elke porie van het meer kunt verkennen. Verder is het echt kamperen. Plasje en wasje doe je in een nabij gelegen wasgebouw (www.terspegelt.nl).
Laat in de middag zakt de zon. De weerspiegeling van bosrand en rietkraag in het water is prachtig maar broos. Watervogels trekken er ‘landend’ hun voren door. In deze reflectie, met alles wat deze weerschijn veroorzaakt, herken ik helende eenheid en verbondenheid. Eeuwige liefde zonder naam, vervuld van alle namen. Ruimte, openheid. De avond valt. Kinderstemmen klinken; gestuiter van een bal. Twee, drie eenden naderen mijn vlonder. Het wordt langzaam donker. Kaarsen in drie gietijzeren lantaarns op mijn waterwaranda zenden een doodstil licht uit. Geen wind, geen beweging.
Om half zeven ’s ochtends zit je voor je tent. Thee en gebakken eieren. De zon klimt langzaam door een laag wolkendek omhoog. Ook dat alles wordt nu, onder rietkraag en bomenrij, weerspiegeld. Het hele water is er vol van: wolken en blauwe lucht. De boodschap op je rouwkaart had een identieke ondergrond. Maar nu is alles opgenomen in een sidderend, rimpelend bewegen. Transparant: onvermoeibare waterbeweging in de schittering van de zon. Daar ben je nu te vinden, ja, ‘dichter bij dan ooit’, zoals Jeff me mailde.
Later die dag verliest het wateroppervlak zijn spiegelfunctie. Op het gemarmerde meer ga ik scheep in mijn trapboot en vaar naar het middelpunt; mijn zabuton past precies op het kleine zitdek. Als ik plaatsneem waan ik me Ikkyu Sojun in zijn bootje op het Biwameer. De excentrieke 15e eeuwse zenmeester, die zichzelf ‘waanzinnige wolk’ noemde, bereikte toen op zijn 26ste al mediterend op het water een ferme verlichting bij de roep van een kraai. Ik los alleen maar op in de fonkelgolfjes.
Stuurloos drijft het bootje mee op de stroom. Er zijn, behalve meerkoeten, waterhoenen en zwaluwen, ook kraaien. Hun geschreeuw is net zo schor als 600 jaar geleden. Het water ruikt bij het riet heel anders. Het is afwisselend donker en licht, onophoudelijk: het leven zelf. Op het kampeergedeelte achter mijn bootje golft datzelfde leven ook heen en weer. Hoge en lage stemmen, gelach, gehuil, ballen, fietsbellen. Hemel, aarde, wolk en water.
Bij de rietkraag is de weerspiegeling op de vroege ochtend van de derde dag aanvankelijk weergaloos perfect. Maar naar het midden van het meer vaagt de rimpeling van een vroege bries de beelden al weg. Even later barst de staalgrijze hemel uit in een wolkbreuk. Een enkele eend zwemt door gesmolten lood. Overal waar de druppels op het oppervlak vallen, springt het water even op. Ze slaan donkere putjes, gevolgd door pijlsnelle rimpelingen. En dat miljardvoudig.
Ja, dit heelt. Dit is verzoening, opnieuw beginnen, doorgaan. Elk moment eeuwigheid. Zo zullen leven en dood elkaar steeds omvatten. Alles is altijd al heel. Bepaal je intussen tot ‘de waarheid in je hart’, zoals diezelfde Ikkyu ooit zei.
Dick Verstegen