Tijdloos verwaaien in de zendo

OP ZENBEZOEK IN JAPAN, LAND VAN DE PARADOX
(Gepubliceerd in april 1998 in het Kwartaalblad Boeddhisme)

Buiten staart de zon onbedaarlijk naar beneden. Binnen is de hitte van een andere orde. Je zit in een gat in de grond vol kokendhete, loodgrijze modder. Op je hoofd heel potsierlijk een opgevouwen handdoekje. Nog smetteloos. Tegenover je leest een Japanner stoïcijns een hagelwit boek, dat hij met twee handen beheerst drie centimeter boven de modderspiegel houdt. Als het erin valt is het: Dag boek! Maar dat gebeurt niet. Natuurlijk niet. Dit is Japan, land van de paradox: de schijnbare tegenstelling.Vijftien Nederlanders reisden onlangs o.l.v. zenleraar en managementtrainer Rients Ranzen Ritskes door Japan. Wat hen samenbracht is hun belangstelling voor het zenboeddhisme. Dat bepaalde ook de reisdoelen, waaronder een verblijf van vijf dagen in Buttsu-ji, een zenklooster in de bergen achter Hiroshima. Acteur en tv-wereldreiziger Michael Palin was er onlangs ook op bezoek. Onder de deelnemers bevinden zich de fluitist Chris Hinze, bekend van zijn ‘meditatiemuziek’ en recente Tibetopnamen en de jazzmusici Ineke van Doorn en Marc van Vugt. Onze redacteur Dick Verstegen maakte ook deel uit van de groep en doet verslag. (Dit artikel is in verkorte vorm gepubliceerd in het Eindhovens Dagblad onder de titel ‘Ademen in een schaal van nachtgeluid’)

Op de centimeter precies staat wagon H16 van de shinkansen, de Japanse sneltrein, stil bij het juiste instappunt met dezelfde lettercode. Exact op tijd. Via de aanwijzing op de perronvloer schuift de levende queue nauwkeurig voorgevormd en pijlsnel naar binnen. Daar gaat de muil alweer dicht. Je moet flink op je quivive zijn. Dat valt in elke situatie in Japan aan te bevelen: voortdurende aandacht. 

Aan het raampje open fluitist Chris Hinze één van de kleurige Japanse lunchbozen, die in alle soorten en maten op elk station te koop zijn. Net als de vuistdikke stripboeken, waarmee 80 % van de Japanse treinreizigers zich dagelijks laat vergroeien. Chris is in zijn doosje op zoek naar sushimi, rauwe stukjes vis, waar je sojasaus op doet uit een miniscuul plastic flesje – in visvorm natuurlijk. Hij is verzot op deze Japanse lekkernij. Dat geldt niet voor alle reisgenoten, haringeters of niet.

Het landschap dat zich vanuit de trein ontrolt, getuigt dichtbij van grote ordelijkheid, met afgepaste lichtgroene rijstveldjes, landbouwpercelen en wegen. Alleen huizen en andere bouwsels lijken als bladeren door een herfstwind te zijn neergegooid. Veraf  bossen en bergen; onbebouwde droomlandschappen, diepblauwe luchten.

Hinze is de hele reis alert. Geïntrigeerd als hij is door sutra’s (kloosterrecitaties), teisho’s (praatjes van zenmeesters), rituelen met bellen, kleppers en houten kloppers, natuurgeluiden e.d. Op zijn recente cd Tibet impressions II is o.m. te horen hoe hij een krekel in kosmisch perspectief brengt en hoe hij de stem van de Dalai Lama tot wereldbezwering maakt: “Peace of mind”. Als dàt zou kunnen. Mocht het Japanse uitstapje een nieuwe cd opleveren, dan zal die aanzienlijk anders zijn. Want het zenklooster kent een heel eigen klankleven.

De zorgzame leiding van de trip is in handen van Rients Ritskes, vers geschoren, zoals het een zenmonnik betaamt. Hij is dat ook een klein jaar lang praktiserend geweest in het klooster Tenryu-ji te Kyoto. Hij kreeg daar de boeddhistische naam Ranzen, wat Hollandse zen betekent. Ritskes was oorspronkelijk studiebegeleider, maar werd na het klooster zenleraar en managementtrainer. Er staan drie boeken op zijn naam: over het praktische nut van zen m.b.t. studeren, management en keuzes maken. Hij woont sinds enkele jaren in Denemarken.

-Tweewielers en tempels-
Het begint op de fiets in Kyoto. De gehuurde tweewielers zijn krap aan de maat, maar wat wil je in Japan. Fietsen doe je er bij voorkeur op de stoep, die daartoe bij elke hoek in het plaveisel indaalt.Dat zich op het trottoir evenwel ook  voetgangers bevinden, alsmede kinderwagens, winkeluitstallingen, geloste vracht en bouwsteigers, levert bij ons vijftienen in twee dagen honderden bijna-botsingen op. Maar geenéén echte. Over aandacht gesproken. Je pijnigt ondertussen je hersens met de vraag of fietsers, die ook op de rijweg mogen, óver- of  juist òndergeprivilegieerd zijn in Japan.
Met mooi weer toch een ideaal vervoermiddel, die ondermaatse fiets, behalve als je in heuvelstad Kyoto flink naar boven moet. In zo’n uurtje of vier op de fiets doe je toch al gauw een handvol tempels. Eerst langs de Kamogawarivier met zijn boomomzoomde flaneeroevers. En dan één van de tempelwijken in: Naar Ryoan-ji, Nanzen-ji, Daitoku-ji of Tofuku-ji -om er een paar te noemen- met hun adembenemende, vele eeuwen oude grind-, mos- en steentuinen (kare-sansui) beeldschone gebouwen en kunstschatten. Maar ook de kleinere en wat minder beroemde tempels, zoals Shisen-do en Taizo-in, herbergen een schat aan rust, natuur, tuinkunst en architectuur.
-Op de warande-
*In Tenryu-ji melden wij ons de tweede dag tegen het eind van de middag bij Sasaki rôshi, de jonge abt van het klooster. Hij is de opvolger van Hirata roshi, de zenmeester bij wie Ritskes bijna een jaar heeft gestudeerd tijdens zijn verblijf in dit klooster. De ontvangst is vriendelijk en formeel. Ongeschoeid zitten op de tatami-matten (ca 1 bij 2 meter), de leef- en bouwmaten van tientallen Japanse generaties. Snoepjes en groene schuimthee, op rituele wijze te nuttigen. Ritskes geeft instructie.
Yaza op de warande van één van de kloostergebouwen van Tenryu-ji. Yaza is vrijwillige buitenmeditatie. Niet te strikt, een beetje bewegen mag. Zie je wel, de krekel klinkt hier heel anders. Als we beginnen is het al donker. De sterren aan het diepzwarte firmament geven wat gesluierd licht. We zitten vlak voor een vijver, maar je kunt het nauwelijks zien. Na verloop van tijd verglijden de waarnemingen in elkaar en is er alleen nog maar ademen in een schaal van nachtgeluid.
-Hiroshige en Latijn-
*In de passage van Sanjo Dori hangt de volgende dag opeens voor het raam van een kunstwinkeltje een -naar het lijkt- heuse Hiroshige, de befaamde Japanse prentkunstenaar (1797-1858), die ook Van Gogh destijds inspireerde en van wiens werk dit jaar een unieke overzichtstenstoonstelling te zien was bij de Royal Academy of Arts in Londen. Binnen spreekt de eigenaar, traditioneel in seiza zittend op de grond, zijn bezoekers toe. Een paar uur later zit hij nog zo Dat zie je niet veel meer in het moderne winkel-Japan. Hij bevestigt dat het een Hiroshige is, maar de taalbarrière verhindert echte conversatie. Om de hoek, in de Broadway-achtige Kawaramachi Dori, tref je niet alleen hamburgers van Mac Donalds aan, maar zijn bijna alle gevels getooid met schreeuwende Engelse neonteksten. Die westerse waan is evenwel in het ‘Hiroshige-winkeltje’ nog niet doorgedrongen.
Aan Kawaramachi Dori opeens levensgrote Latijnse gevelteksten op een hoog gebouw: AMICITIA SAL VITAE (vriendschap is de zout van het leven) en AMOR OMNIA VINCIT (liefde overwint alles). Op elke verdieping is een tekst en het eindigt op de begane grond met FESTINA LENTE (haast je langzaam). Een verrassende ontmoeting. Via later e-mailverkeer onthult prof ………..  dat het hier louter gaat om een blijk van Japanse interesse in de westerse cultuur.
-Karaoke-
Een paar passen verder vinden wij ons enkele uren later op kousevoeten terug in een séparee van een groot restaurant. Op de tatamivloer gezeten langs een lange tafel schuift veel bier en kleurloze sake langs. En …….. (gefrituurde vis en kip) en natuurlijk sushimi voor Chris Hinze en geestverwanten. Ten behoeve van de potentiële hapgrage gast bevat een vitrine elke schotel in levensechte kunststof.
Ach, bier bevat weinig alcohol en sake is een rijstwijn waar ook bijna niks in zit, maar ondertussen. Er staat, merkwaardig genoeg, een levensgrote televisie op een podium met een soort microfoon eraan. Als de val duidelijk wordt, is het al te laat. Op deze gevel stond KARAKOE, maar dat was ons ontgaan. Dat Joost de Wit, de bedaarde uitbater van De Heremiet in Eindhoven, zeven coupletten van een antieke en gecompliceerde smartlap ten gehore brengt, is een vocale verrassing. Er wordt wat afgezongen. We doen niet onder voor menig Japans managementteam, waar Karakoe vaak een verplicht sluitstuk is van een bedrijfsbijeenkomst. De verklaring van het feestje komt van Rients Ritskes: “Je moet een beetje gammel het klooster ingaan, dat bevordert de verlichting”.
-Een boom, een meester-
*Buttsu-ji. Een tempelcomplex diep in de bergen, omgeven door bossen en een eeuwigdurende bergbeek. De founders hall, 600 jaar geleden broederlijk neergezet door een Chinese en een Japanse monnik, ligt ruim 400 traptreden hoger de berg op. Vanaf halverwege kom je tientallen stenen boeddha’s tegen. Zonder een hand uit te steken helpen ze je verder naar boven.
We draaien met zes à zeven monniken mee in een korte sesshin van vier dagen: Om 04.00 uur op. Sutra’s reciteren. Later een teisho van de kloosterabt, zenmeester Sukun Tsushimoto. Samu, corvee als bladeren vegen en lange houten kloostergangen dweilen. De nadruk ligt op zazen, zitmeditatie, zo’n zes uur per dag en ‘s avonds dokusan,  een persoonlijke ontmoeting met de zenmeester voor wie dat wil. En dan nog vrijwillige buitenmeditatie: yaza. Dagelijks vier rituele maaltijden. Het programma vraagt elk moment van de dag volle en onverdeelde aandacht. Dat is de oefening.
Op een van de uitgestrekte binnenplaatsen van het klooster staat een boeddha-oude naaldboom. Zijn zwaarste tak groeit een meter boven en parallel aan de grond. Hij wordt gestut door drie, vier wigvormige stokconstructies. Zijn groei weet van geen wijken. En dus moest het looppad wijken voor de oprukkende stokoude tak: de afrastering van het pad is weggebogen als in een ‘groter-dan’-teken. Monniken en andere passanten lopen aldus eerbiedig rond de oude meester. Want dat is die boomtak intussen wel geworden.
-Ademen-
Het zitten in de open zendo (meditatiehal) is een weergaloze ervaring. De zenpraktijk werkt met concentratie op de adem en richt zich op het loskomen van blokkerende programmering. Omringd door wind, bergstroom en bosgeluid wordt de zendo zelf tot ademorgaan, waarin je opgaat, tijdloos verwaait  Bij dokusan zit de zenmeester in onbeweeglijke lotushouding voor een open raam, waardoor het eeuwige geluid van ruisend water klinkt. Je doet je best.  Enkele reis naar inzicht en bewustwording? Eerst nog wat meer zitten, zeker. Trouwens, wat moest er ook al weer bereikt worden? Ook zen zit vol paradoxen.
De avond voordat we vertrekken is het feest. Traditioneel met bier, sake, gehaktballetjes en gegrild vlees. Normaal is de kloostervoeding strikt vergetarisch. Maar een feest is een feest. De plaats van handeling is niet de geplande ontvangstruimte, waar stoelen en tafels militairement in een carré staan opgesteld, maar gewoon op de grond van onze slaapvertrekken. Het kost enige overreding om Sokun rôshi zover te krijgen. Maar hij wordt beloond met een buitengewoon mooi optrteden van jazz-zangeres Ineke  van Doorn, begeleid door haar partner, de gitarist Marc van Vugt. Ze brengen een Portugese song, die niet alleen de monniken in aanzienlijke vervoering brengt. Aan het eind van onze reis zouden zij een reeks optredens geven in Tokyo, die gezien mogen worden als een voortzetting van hun internationale doorbraak.
-Bronzen appèl-
Als je de bus uitstapt bij de herdenkingsplaats in Hiroshima heb je het eerst niet door. Ver weg klinkt, met onregelmatige tussenpozen, het luiden van een klok. Maar je hoort het niet. Je neemt dat geluid, zonder het te beseffen, mee op je wandeling. Naar de enige resterende ruïne van de atoomexplosie, een indringend monument. Naar de rivier, die geen redding kon bieden. Of naar het museum dat de verschrikking in een wat ingekleurd historisch perspectief plaatst. Dan sta je ineens voor een levensgrote bronzen klok. Wie geen herhaling van atoomgeweld wil, mag met een zware houten hefboom de klok luiden. Dan is de terugweg anders. Je blijft -elke keer- het bronzen appèl horen dat anderen na jou doen en dat tot in lengte van jaren zal blijven klinken, generatie na generatie.
Het piepkleine handdoekje dat de modderbadvrouw uitreikt dient twee doelen. Afdekken van het schaamdeel en je afdrogen (uit het klooster weten we dat uitwringen herhaald gebruik mogelijk maakt). De dames krijgen een grotere doek, want die hebben een royalere lichaamsoppervlakte te bedekken. Beppu is de stad van de  heetwater- en modderbaden. De aardkorst is er dun en er borrelt van alles naar de oppervlakte. En als je er maar even ‘in’ kunt dan doet de Japanner dat, ordelijk en uren lang. Vooraf wassen met zeep en zorgen dat er geen spatje in het publieke bad komt. Een geheel ontspannen dikke Japanner doet het voor. Dan met z’n allen erin. Het genot gaat gepaard met het ondergaan van meedogenloze hitte. Soms komt een medelijdende Japanner ons een handvol modder brengen om ons in te zepen. Mogelijk ook houdt zijn geste directer verband met onze blote westerse dames die weinig last hebben van Japanse preutsheid.
-Grijze seks-
In één van onze ryokans, traditionele Japanse hotelletjes, kun je onder je hoteltelevisie een manshoge stapel stripboeken aantreffen met heel wat pornoachtige beeldinformatie. Consequent met grijzige cirkels, waar in Nederland het geslachtsorgaan zit. Ook de pay-tv in het hotel werkt met  deze merkwaardige vervaging. Maar recent onderzoek bevestigt dat de seksuele interesse van de Japanner in de praktijk geen grijze gebieden kent.
Via Hagi, onvergetelijke pottenbakkersstad, terug naar Kyoto. Het is maar goed dat we allemaal voor 45.000 yen p.p. (ca. f 720,–) voor twee weken een railpass gekocht hebben. Want alles bij elkaar hebben we straks ruim 3.000 kilometer in de trein gezeten. En met gewone kaartjes waren we zeker het dubbele kwijt geweest.
-Vier eeuwen raku-
Na de keramische pracht in Hagi wacht ons in Kyoto een diep insnijdende belevenis. Het Rakumuseum. Ze staan in sobere vitrines: theekommen, gemaakt door vijftien generaties Raku, de familie die haar naam heeft gegeven aan een bijzonder, inmiddels wereldbekend keramisch stookproces. Vanaf de 16e eeuw ging het ambacht over van vader op zoon. De resultaten achter glas getuigen ervan dat ambacht in Japan tot de hoogste vormen van beeldende kunst kan leiden.  Je blijft versteend van verwondering staan voor een kom van Chojiro(?-1589), de Koreaanse grondlegger van de dynastie of van zijn nazaat Seinyu (1887-1944). Waarom? Ze belichamen niet alleen eenvoud en ingetogenheid, maar ook een wijdse oneindigheid. Tegelijk weerloos en kracht. Ze ademen een ondefinieerbaar evenwicht tussen de spontane dynamiek van de maker en het tijdloze zijn van de kom zelf.  Als zo’n kom er eenmaal is, is zij er altijd al geweest. Zoiets. Hebben deze museumstukken daarom vaak namen, zoals “Gebogen man in de wind” of  “Winterse maan”?
Kichizaemon Raku is de vertegenwoordiger van de vijftiende generatie; een bedaarde man van eind veertig. Rients Ritskes heeft jarenlang geleidelijk een relatie met hem opgebouwd. En daarom staat hij ons te woord in zijn aan het museum grenzende woonhuis, waar wij door zijn vrouw op traditionele wijze geserveerde groene schuimthee drinken. Uit door hèm gemaakte kommen! Wie via inschrijving bij gespecialiseerde handelshuizen aan een kom van Kichizaemon  wil komen, moet rekenen op bedragen van rond de ton per kom. Uitsluitend de aanvraag van een bekende theemeester of  zenmeester kan tot beduidend lagere bedragen leiden. Het gaat hier om een erkenning over en weer, want het maken van theekommen is een echte ‘zenkunst’.
‘Gebroken kat’
*De kommen van Kichizaemon hebben vaak forse en onverwachte vormen en kleuren. Ze kennen, zoals hij zelf ook zegt, meer individuele expressie dan de kommen van zijn voorgangers. Toch roept zijn werk dezelfde gevoelens van tijdloosheid op. “Natuurlijk moet je een vakman moet zijn”, aldus Kichizaemon “maar bij de vereiste concentratie geef je ook ruimte om de handeling zichzelf te laten verrichten. Het proces voltrekt dan als het ware zichzelf.”  Hij maakt ca.twintig kommen per jaar. Dat wil zeggen, hij houdt er een stuk of twintig per jaar in stand. De rest keurt hij af en vernietigt hij eigenhandig.
Daar staat tegenover dat een goedgekeurde kom niet snel afgeschreven wordt. Kichizaemon vertelt dat zo’n kom een keer kapot viel toen de huiskat door een plotseling binnenvallende hond van de kook raakte. Hij repareerde de theekom met behulp van een beproefd goudlijmprocedé. “Ze is er alleen maar mooier van geworden”, zegt Kichizaemon. Want ‘het toeval’ is een niet geschuwd element in het Japanse kunstbesef.  Sindsdien heet de kom uiteraard “Gebroken kat”.
Vorig jaar was de kunstschat voor het eerst in grote omvang buiten Japan te bewonderen. De 106 stukken van alle Raku-generaties, die in 1997 in Italië en Parijs te zien waren, werden tot 8 maart dit jaar geëxposeerd in Keramiekmuseum Het Princessehof te Leeuwarden.
-Westwaarts-
De waarde van de Raku-kommen, ook die van Kichizaemon, is onbetwist. Zenkunst wordt alom gewaardeerd. Zen- en theemeesters dwingen overal in Japan nog onmiskenbaar respect af. Maar de kloosters zijn mager bezet en in het gewone leven boeten zenaspecten wel aan kracht in. Het zenboeddhisme lijkt zich westwaarts te bewegen. En in Japan neemt de hectiek met de dag toe. Met één been staat het tot zijn knieën in de oude tradities; het andere been heeft zich diepgaand genesteld in razendsnelle 24-uurs-economie. Hoezeer de zencultuur er straks nog kansen krijgt zal toekomst leren. FESTINA LENTE, haast je langzaam, staat er op de laagste verdieping van het handelsgebouw aan de Kawaramachi Dori. Want de mens in Japan; is die vandaag de dag over- of meer ondergeprivilegieerd?