Recensie De tocht van het hart in Boeddha Magazine

 

door Marjan Slob  –  lente 2012.

 

Marjan Slob foto Erik Kottler

Onvergetelijk zijn ze, de columns die zenleraar Dick Verstegen in Boeddha Magazine (toen nog Vorm&Leegte) schreef over het sterven en de dood van zijn vrouw Branca. Zo voluit en toch ook zo zacht had ik nog nooit iemand zien rouwen. Dick zocht geen uitweg voor zijn verdriet. Hij zat er middenin. En bracht zo de oproep van het boeddhisme in de praktijk: wees één met je bestaan, wat zich daarin ook aandient.

Toen hij een half jaar later verliefd werd op Ellen, een veel jongere vrouw, vond ik dat (tot mijn eigen verrassing) eigenlijk heel gewoon. Iemand die zó kan rouwen, wordt niet verliefd bij wijze van afleidingsmanoeuvre. Die wordt verliefd omdat hij een zielsverwant ontmoet. Snel daarna ondernemen Dick en Ellen lange reizen naar India en Nepal en dat is één van de ervaringen waar Verstegen in zijn nieuwste boek over schrijft.

Qua vorm is De tocht van het hart heel afwisselend. Naast Ellen en Branca leer je nog meer vrouwen kennen (dochters, een zus, zijn overleden moeder, zenvrienden) aan wie Verstegen open brieven schrijft. Een handvol levendige poppenkastdialogen laat zien hoe ego’s op elkaar kunnen kletteren. De meer klassieke zenblik krijgt ruimte in haiku’s en serene observaties van Dicks tuin in herfst en winter.

Meer nog dan afwisseling valt de grote intimiteit op. Dicks toon is lyrisch, kwetsbaar en vol overgave. Daar moet je wel zin in hebben – Dick is duidelijk niet van het relativeren. Bij mij dwingt het respect af. Hij wil het boeddhisme echt leven en vraagt zich openlijk af hoe je dat doet. Al lezende ontstaat zo een zelfportret van een man voor wie het boeddhisme eerst en vooral een praktische leer is. ‘Er is niets om je aan vast te klampen, zelfs de woorden van de Boeddha niet’, schrijft hij. ‘Je kunt maar op één ding vertrouwen: je eigen hart.’

Dit boek is te lezen als een onderzoek wat het betekent om te vertrouwen op je hart. Het hart van de Hartsoetra wel te verstaan, dus een hart dat ‘weet’ dat niets blijft en dat onze ideeën slechts een manier zijn om de wereld tijdelijk hanteerbaar te maken. Ieder van ons zoekt in die situatie een eigen koers. Voor Dick is die koers: hartstocht.