Tijdloos verwaaien in de zendo

OP ZENBEZOEK IN JAPAN, LAND VAN DE PARADOX
(Gepubliceerd in april 1998 in het Kwartaalblad Boeddhisme)

Buiten staart de zon onbedaarlijk naar beneden. Binnen is de hitte van een andere orde. Je zit in een gat in de grond vol kokendhete, loodgrijze modder. Op je hoofd heel potsierlijk een opgevouwen handdoekje. Nog smetteloos. Tegenover je leest een Japanner stoïcijns een hagelwit boek, dat hij met twee handen beheerst drie centimeter boven de modderspiegel houdt. Als het erin valt is het: Dag boek! Maar dat gebeurt niet. Natuurlijk niet. Dit is Japan, land van de paradox: de schijnbare tegenstelling.Vijftien Nederlanders reisden onlangs o.l.v. zenleraar en managementtrainer Rients Ranzen Ritskes door Japan. Wat hen samenbracht is hun belangstelling voor het zenboeddhisme. Dat bepaalde ook de reisdoelen, waaronder een verblijf van vijf dagen in Buttsu-ji, een zenklooster in de bergen achter Hiroshima. Acteur en tv-wereldreiziger Michael Palin was er onlangs ook op bezoek. Onder de deelnemers bevinden zich de fluitist Chris Hinze, bekend van zijn ‘meditatiemuziek’ en recente Tibetopnamen en de jazzmusici Ineke van Doorn en Marc van Vugt. Onze redacteur Dick Verstegen maakte ook deel uit van de groep en doet verslag. (Dit artikel is in verkorte vorm gepubliceerd in het Eindhovens Dagblad onder de titel ‘Ademen in een schaal van nachtgeluid’)

Op de centimeter precies staat wagon H16 van de shinkansen, de Japanse sneltrein, stil bij het juiste instappunt met dezelfde lettercode. Exact op tijd. Via de aanwijzing op de perronvloer schuift de levende queue nauwkeurig voorgevormd en pijlsnel naar binnen. Daar gaat de muil alweer dicht. Je moet flink op je quivive zijn. Dat valt in elke situatie in Japan aan te bevelen: voortdurende aandacht. 

Aan het raampje open fluitist Chris Hinze één van de kleurige Japanse lunchbozen, die in alle soorten en maten op elk station te koop zijn. Net als de vuistdikke stripboeken, waarmee 80 % van de Japanse treinreizigers zich dagelijks laat vergroeien. Chris is in zijn doosje op zoek naar sushimi, rauwe stukjes vis, waar je sojasaus op doet uit een miniscuul plastic flesje – in visvorm natuurlijk. Hij is verzot op deze Japanse lekkernij. Dat geldt niet voor alle reisgenoten, haringeters of niet.

Het landschap dat zich vanuit de trein ontrolt, getuigt dichtbij van grote ordelijkheid, met afgepaste lichtgroene rijstveldjes, landbouwpercelen en wegen. Alleen huizen en andere bouwsels lijken als bladeren door een herfstwind te zijn neergegooid. Veraf  bossen en bergen; onbebouwde droomlandschappen, diepblauwe luchten.

Hinze is de hele reis alert. Geïntrigeerd als hij is door sutra’s (kloosterrecitaties), teisho’s (praatjes van zenmeesters), rituelen met bellen, kleppers en houten kloppers, natuurgeluiden e.d. Op zijn recente cd Tibet impressions II is o.m. te horen hoe hij een krekel in kosmisch perspectief brengt en hoe hij de stem van de Dalai Lama tot wereldbezwering maakt: “Peace of mind”. Als dàt zou kunnen. Mocht het Japanse uitstapje een nieuwe cd opleveren, dan zal die aanzienlijk anders zijn. Want het zenklooster kent een heel eigen klankleven.

De zorgzame leiding van de trip is in handen van Rients Ritskes, vers geschoren, zoals het een zenmonnik betaamt. Hij is dat ook een klein jaar lang praktiserend geweest in het klooster Tenryu-ji te Kyoto. Hij kreeg daar de boeddhistische naam Ranzen, wat Hollandse zen betekent. Ritskes was oorspronkelijk studiebegeleider, maar werd na het klooster zenleraar en managementtrainer. Er staan drie boeken op zijn naam: over het praktische nut van zen m.b.t. studeren, management en keuzes maken. Hij woont sinds enkele jaren in Denemarken.

-Tweewielers en tempels-
Het begint op de fiets in Kyoto. De gehuurde tweewielers zijn krap aan de maat, maar wat wil je in Japan. Fietsen doe je er bij voorkeur op de stoep, die daartoe bij elke hoek in het plaveisel indaalt.Dat zich op het trottoir evenwel ook  voetgangers bevinden, alsmede kinderwagens, winkeluitstallingen, geloste vracht en bouwsteigers, levert bij ons vijftienen in twee dagen honderden bijna-botsingen op. Maar geenéén echte. Over aandacht gesproken. Je pijnigt ondertussen je hersens met de vraag of fietsers, die ook op de rijweg mogen, óver- of  juist òndergeprivilegieerd zijn in Japan.
Met mooi weer toch een ideaal vervoermiddel, die ondermaatse fiets, behalve als je in heuvelstad Kyoto flink naar boven moet. In zo’n uurtje of vier op de fiets doe je toch al gauw een handvol tempels. Eerst langs de Kamogawarivier met zijn boomomzoomde flaneeroevers. En dan één van de tempelwijken in: Naar Ryoan-ji, Nanzen-ji, Daitoku-ji of Tofuku-ji -om er een paar te noemen- met hun adembenemende, vele eeuwen oude grind-, mos- en steentuinen (kare-sansui) beeldschone gebouwen en kunstschatten. Maar ook de kleinere en wat minder beroemde tempels, zoals Shisen-do en Taizo-in, herbergen een schat aan rust, natuur, tuinkunst en architectuur.
-Op de warande-
*In Tenryu-ji melden wij ons de tweede dag tegen het eind van de middag bij Sasaki rôshi, de jonge abt van het klooster. Hij is de opvolger van Hirata roshi, de zenmeester bij wie Ritskes bijna een jaar heeft gestudeerd tijdens zijn verblijf in dit klooster. De ontvangst is vriendelijk en formeel. Ongeschoeid zitten op de tatami-matten (ca 1 bij 2 meter), de leef- en bouwmaten van tientallen Japanse generaties. Snoepjes en groene schuimthee, op rituele wijze te nuttigen. Ritskes geeft instructie.
Yaza op de warande van één van de kloostergebouwen van Tenryu-ji. Yaza is vrijwillige buitenmeditatie. Niet te strikt, een beetje bewegen mag. Zie je wel, de krekel klinkt hier heel anders. Als we beginnen is het al donker. De sterren aan het diepzwarte firmament geven wat gesluierd licht. We zitten vlak voor een vijver, maar je kunt het nauwelijks zien. Na verloop van tijd verglijden de waarnemingen in elkaar en is er alleen nog maar ademen in een schaal van nachtgeluid.
-Hiroshige en Latijn-
*In de passage van Sanjo Dori hangt de volgende dag opeens voor het raam van een kunstwinkeltje een -naar het lijkt- heuse Hiroshige, de befaamde Japanse prentkunstenaar (1797-1858), die ook Van Gogh destijds inspireerde en van wiens werk dit jaar een unieke overzichtstenstoonstelling te zien was bij de Royal Academy of Arts in Londen. Binnen spreekt de eigenaar, traditioneel in seiza zittend op de grond, zijn bezoekers toe. Een paar uur later zit hij nog zo Dat zie je niet veel meer in het moderne winkel-Japan. Hij bevestigt dat het een Hiroshige is, maar de taalbarrière verhindert echte conversatie. Om de hoek, in de Broadway-achtige Kawaramachi Dori, tref je niet alleen hamburgers van Mac Donalds aan, maar zijn bijna alle gevels getooid met schreeuwende Engelse neonteksten. Die westerse waan is evenwel in het ‘Hiroshige-winkeltje’ nog niet doorgedrongen.
Aan Kawaramachi Dori opeens levensgrote Latijnse gevelteksten op een hoog gebouw: AMICITIA SAL VITAE (vriendschap is de zout van het leven) en AMOR OMNIA VINCIT (liefde overwint alles). Op elke verdieping is een tekst en het eindigt op de begane grond met FESTINA LENTE (haast je langzaam). Een verrassende ontmoeting. Via later e-mailverkeer onthult prof ………..  dat het hier louter gaat om een blijk van Japanse interesse in de westerse cultuur.
-Karaoke-
Een paar passen verder vinden wij ons enkele uren later op kousevoeten terug in een séparee van een groot restaurant. Op de tatamivloer gezeten langs een lange tafel schuift veel bier en kleurloze sake langs. En …….. (gefrituurde vis en kip) en natuurlijk sushimi voor Chris Hinze en geestverwanten. Ten behoeve van de potentiële hapgrage gast bevat een vitrine elke schotel in levensechte kunststof.
Ach, bier bevat weinig alcohol en sake is een rijstwijn waar ook bijna niks in zit, maar ondertussen. Er staat, merkwaardig genoeg, een levensgrote televisie op een podium met een soort microfoon eraan. Als de val duidelijk wordt, is het al te laat. Op deze gevel stond KARAKOE, maar dat was ons ontgaan. Dat Joost de Wit, de bedaarde uitbater van De Heremiet in Eindhoven, zeven coupletten van een antieke en gecompliceerde smartlap ten gehore brengt, is een vocale verrassing. Er wordt wat afgezongen. We doen niet onder voor menig Japans managementteam, waar Karakoe vaak een verplicht sluitstuk is van een bedrijfsbijeenkomst. De verklaring van het feestje komt van Rients Ritskes: “Je moet een beetje gammel het klooster ingaan, dat bevordert de verlichting”.
-Een boom, een meester-
*Buttsu-ji. Een tempelcomplex diep in de bergen, omgeven door bossen en een eeuwigdurende bergbeek. De founders hall, 600 jaar geleden broederlijk neergezet door een Chinese en een Japanse monnik, ligt ruim 400 traptreden hoger de berg op. Vanaf halverwege kom je tientallen stenen boeddha’s tegen. Zonder een hand uit te steken helpen ze je verder naar boven.
We draaien met zes à zeven monniken mee in een korte sesshin van vier dagen: Om 04.00 uur op. Sutra’s reciteren. Later een teisho van de kloosterabt, zenmeester Sukun Tsushimoto. Samu, corvee als bladeren vegen en lange houten kloostergangen dweilen. De nadruk ligt op zazen, zitmeditatie, zo’n zes uur per dag en ‘s avonds dokusan,  een persoonlijke ontmoeting met de zenmeester voor wie dat wil. En dan nog vrijwillige buitenmeditatie: yaza. Dagelijks vier rituele maaltijden. Het programma vraagt elk moment van de dag volle en onverdeelde aandacht. Dat is de oefening.
Op een van de uitgestrekte binnenplaatsen van het klooster staat een boeddha-oude naaldboom. Zijn zwaarste tak groeit een meter boven en parallel aan de grond. Hij wordt gestut door drie, vier wigvormige stokconstructies. Zijn groei weet van geen wijken. En dus moest het looppad wijken voor de oprukkende stokoude tak: de afrastering van het pad is weggebogen als in een ‘groter-dan’-teken. Monniken en andere passanten lopen aldus eerbiedig rond de oude meester. Want dat is die boomtak intussen wel geworden.
-Ademen-
Het zitten in de open zendo (meditatiehal) is een weergaloze ervaring. De zenpraktijk werkt met concentratie op de adem en richt zich op het loskomen van blokkerende programmering. Omringd door wind, bergstroom en bosgeluid wordt de zendo zelf tot ademorgaan, waarin je opgaat, tijdloos verwaait  Bij dokusan zit de zenmeester in onbeweeglijke lotushouding voor een open raam, waardoor het eeuwige geluid van ruisend water klinkt. Je doet je best.  Enkele reis naar inzicht en bewustwording? Eerst nog wat meer zitten, zeker. Trouwens, wat moest er ook al weer bereikt worden? Ook zen zit vol paradoxen.
De avond voordat we vertrekken is het feest. Traditioneel met bier, sake, gehaktballetjes en gegrild vlees. Normaal is de kloostervoeding strikt vergetarisch. Maar een feest is een feest. De plaats van handeling is niet de geplande ontvangstruimte, waar stoelen en tafels militairement in een carré staan opgesteld, maar gewoon op de grond van onze slaapvertrekken. Het kost enige overreding om Sokun rôshi zover te krijgen. Maar hij wordt beloond met een buitengewoon mooi optrteden van jazz-zangeres Ineke  van Doorn, begeleid door haar partner, de gitarist Marc van Vugt. Ze brengen een Portugese song, die niet alleen de monniken in aanzienlijke vervoering brengt. Aan het eind van onze reis zouden zij een reeks optredens geven in Tokyo, die gezien mogen worden als een voortzetting van hun internationale doorbraak.
-Bronzen appèl-
Als je de bus uitstapt bij de herdenkingsplaats in Hiroshima heb je het eerst niet door. Ver weg klinkt, met onregelmatige tussenpozen, het luiden van een klok. Maar je hoort het niet. Je neemt dat geluid, zonder het te beseffen, mee op je wandeling. Naar de enige resterende ruïne van de atoomexplosie, een indringend monument. Naar de rivier, die geen redding kon bieden. Of naar het museum dat de verschrikking in een wat ingekleurd historisch perspectief plaatst. Dan sta je ineens voor een levensgrote bronzen klok. Wie geen herhaling van atoomgeweld wil, mag met een zware houten hefboom de klok luiden. Dan is de terugweg anders. Je blijft -elke keer- het bronzen appèl horen dat anderen na jou doen en dat tot in lengte van jaren zal blijven klinken, generatie na generatie.
Het piepkleine handdoekje dat de modderbadvrouw uitreikt dient twee doelen. Afdekken van het schaamdeel en je afdrogen (uit het klooster weten we dat uitwringen herhaald gebruik mogelijk maakt). De dames krijgen een grotere doek, want die hebben een royalere lichaamsoppervlakte te bedekken. Beppu is de stad van de  heetwater- en modderbaden. De aardkorst is er dun en er borrelt van alles naar de oppervlakte. En als je er maar even ‘in’ kunt dan doet de Japanner dat, ordelijk en uren lang. Vooraf wassen met zeep en zorgen dat er geen spatje in het publieke bad komt. Een geheel ontspannen dikke Japanner doet het voor. Dan met z’n allen erin. Het genot gaat gepaard met het ondergaan van meedogenloze hitte. Soms komt een medelijdende Japanner ons een handvol modder brengen om ons in te zepen. Mogelijk ook houdt zijn geste directer verband met onze blote westerse dames die weinig last hebben van Japanse preutsheid.
-Grijze seks-
In één van onze ryokans, traditionele Japanse hotelletjes, kun je onder je hoteltelevisie een manshoge stapel stripboeken aantreffen met heel wat pornoachtige beeldinformatie. Consequent met grijzige cirkels, waar in Nederland het geslachtsorgaan zit. Ook de pay-tv in het hotel werkt met  deze merkwaardige vervaging. Maar recent onderzoek bevestigt dat de seksuele interesse van de Japanner in de praktijk geen grijze gebieden kent.
Via Hagi, onvergetelijke pottenbakkersstad, terug naar Kyoto. Het is maar goed dat we allemaal voor 45.000 yen p.p. (ca. f 720,–) voor twee weken een railpass gekocht hebben. Want alles bij elkaar hebben we straks ruim 3.000 kilometer in de trein gezeten. En met gewone kaartjes waren we zeker het dubbele kwijt geweest.
-Vier eeuwen raku-
Na de keramische pracht in Hagi wacht ons in Kyoto een diep insnijdende belevenis. Het Rakumuseum. Ze staan in sobere vitrines: theekommen, gemaakt door vijftien generaties Raku, de familie die haar naam heeft gegeven aan een bijzonder, inmiddels wereldbekend keramisch stookproces. Vanaf de 16e eeuw ging het ambacht over van vader op zoon. De resultaten achter glas getuigen ervan dat ambacht in Japan tot de hoogste vormen van beeldende kunst kan leiden.  Je blijft versteend van verwondering staan voor een kom van Chojiro(?-1589), de Koreaanse grondlegger van de dynastie of van zijn nazaat Seinyu (1887-1944). Waarom? Ze belichamen niet alleen eenvoud en ingetogenheid, maar ook een wijdse oneindigheid. Tegelijk weerloos en kracht. Ze ademen een ondefinieerbaar evenwicht tussen de spontane dynamiek van de maker en het tijdloze zijn van de kom zelf.  Als zo’n kom er eenmaal is, is zij er altijd al geweest. Zoiets. Hebben deze museumstukken daarom vaak namen, zoals “Gebogen man in de wind” of  “Winterse maan”?
Kichizaemon Raku is de vertegenwoordiger van de vijftiende generatie; een bedaarde man van eind veertig. Rients Ritskes heeft jarenlang geleidelijk een relatie met hem opgebouwd. En daarom staat hij ons te woord in zijn aan het museum grenzende woonhuis, waar wij door zijn vrouw op traditionele wijze geserveerde groene schuimthee drinken. Uit door hèm gemaakte kommen! Wie via inschrijving bij gespecialiseerde handelshuizen aan een kom van Kichizaemon  wil komen, moet rekenen op bedragen van rond de ton per kom. Uitsluitend de aanvraag van een bekende theemeester of  zenmeester kan tot beduidend lagere bedragen leiden. Het gaat hier om een erkenning over en weer, want het maken van theekommen is een echte ‘zenkunst’.
‘Gebroken kat’
*De kommen van Kichizaemon hebben vaak forse en onverwachte vormen en kleuren. Ze kennen, zoals hij zelf ook zegt, meer individuele expressie dan de kommen van zijn voorgangers. Toch roept zijn werk dezelfde gevoelens van tijdloosheid op. “Natuurlijk moet je een vakman moet zijn”, aldus Kichizaemon “maar bij de vereiste concentratie geef je ook ruimte om de handeling zichzelf te laten verrichten. Het proces voltrekt dan als het ware zichzelf.”  Hij maakt ca.twintig kommen per jaar. Dat wil zeggen, hij houdt er een stuk of twintig per jaar in stand. De rest keurt hij af en vernietigt hij eigenhandig.
Daar staat tegenover dat een goedgekeurde kom niet snel afgeschreven wordt. Kichizaemon vertelt dat zo’n kom een keer kapot viel toen de huiskat door een plotseling binnenvallende hond van de kook raakte. Hij repareerde de theekom met behulp van een beproefd goudlijmprocedé. “Ze is er alleen maar mooier van geworden”, zegt Kichizaemon. Want ‘het toeval’ is een niet geschuwd element in het Japanse kunstbesef.  Sindsdien heet de kom uiteraard “Gebroken kat”.
Vorig jaar was de kunstschat voor het eerst in grote omvang buiten Japan te bewonderen. De 106 stukken van alle Raku-generaties, die in 1997 in Italië en Parijs te zien waren, werden tot 8 maart dit jaar geëxposeerd in Keramiekmuseum Het Princessehof te Leeuwarden.
-Westwaarts-
De waarde van de Raku-kommen, ook die van Kichizaemon, is onbetwist. Zenkunst wordt alom gewaardeerd. Zen- en theemeesters dwingen overal in Japan nog onmiskenbaar respect af. Maar de kloosters zijn mager bezet en in het gewone leven boeten zenaspecten wel aan kracht in. Het zenboeddhisme lijkt zich westwaarts te bewegen. En in Japan neemt de hectiek met de dag toe. Met één been staat het tot zijn knieën in de oude tradities; het andere been heeft zich diepgaand genesteld in razendsnelle 24-uurs-economie. Hoezeer de zencultuur er straks nog kansen krijgt zal toekomst leren. FESTINA LENTE, haast je langzaam, staat er op de laagste verdieping van het handelsgebouw aan de Kawaramachi Dori. Want de mens in Japan; is die vandaag de dag over- of meer ondergeprivilegieerd?

Westers Soetra van Maurice Knegtel

Gepubliceerd in het Kwartaalblad Boeddhisme in 2005. Het Dharma Spel, een westers soetra, Maurice Knegtel, Kosmos-Z&K, 128 pagina’s, € 14,95.

Kan dat, een sutra schrijven over de westerse wenteling van het Dharmawiel? Filosoof en zenleraar Maurice Knegtel bewijst dat het mogelijk is in zijn nieuwe boek Het Dharma Spel. Hij beschrijft daarin de Big Mind-sessies die zijn Amerikaanse zenmeester Genpo Merzel rôshi ontwikkelde om zenstudenten rechtstreeks in contact te brengen met de verschillende aspecten van hun bewustzijn, inbegrepen Wijsheid, Compassie en de Meester. Een bespreking.

Maurice Knegtel koos voor zijn boek Het Dharma Spel een verrassende vorm: Het eigentijdse empirische Big Mind-onderricht verschafte hij onderdak in wat hij noemt Het soetra van groot bewustzijn, door hem geschreven in de taal van de 2500 jaar oude Pali-sutra’s, waarin de historische Boeddha zijn leerlingen onderwees. Een waagstuk en een intrigerend experiment dat bij voorkeur een goede verstaander vergt en natuurlijk vooral een open mind. Want het lezen zelf vormt al voor ieder een oefening bij uitstek met de bewustzijnsaspecten die in het boek ten tonele worden gevoerd.

Ook voor deze sutra geldt dat je het ritme moet vinden. Dat je je mee laat deinen in het refrein en de wave van de herhaling die geleidelijk een platform gaan bieden voor toenemende ontroering. Maar dan moet je tegelijkertijd wel bereid zijn tot close-reading, want op de golven van de vorm kan veel je makkelijk ontgaan. Als Boeddha bijvoorbeeld het spel introduceert bij zijn vijf meest toegewijde monniken en twee leken (een man en een vrouw) noemt hij elk van hen ‘onovertroffen op het vlak waarin hun kwaliteiten liggen’. Een antiek stijlbloempje? Mogelijk, maar opeens realiseer je je dat ook jij in deze bijzin rechtstreeks aangesproken wordt, want de uniciteit van elk mens is hier immers in het geding.

En zo laat ook Ananda, Boeddha’s wat onnozel lijkende neef en assistent, zich overhalen tot een enigszins halfhartig schijnende deelname aan dit directe, eenvoudige en speelse onderricht. Al gauw blijkt dat zenmeester Genpo en de Verhevene geheel geïntegreerd zijn in de auteur Maurice Knegtel, die hier met grote moed en ‘onovertroffen op het vlak waarin zijn kwaliteiten liggen’ zijn eigen verhaal vertelt. OK, hij is bij de Nederlandse Big Mind-sessies de assistent geweest van Genpo rôshi. Maar het laat zich raden dat hij niet, zoals Ananda, de zijlijn leek te verkiezen.

Hij voert ons via de stemmen van de Verhevene en van de eerwaarde Ananda, Sariputra, Upali, Subhuti, Maudgalyayana, de leken Anathapindika en Visakha en later nog de eerwaarde Mahakasyapa langs:

de beschermer, het aspect van bewustzijn dat het zelf beschermt tegen invloeden van buitenaf en van binnenuit en dat niet alleen ons leven controleert, maar ook beslist welk aspect van bewustzijn zich in ons leven uit mag drukken en welk niet – het is de beschermer die om toestemming moet worden gevraagd om het Dharmaspel te kunnen spelen; het beschadigde zelf, of de wond die het leven in ons bewustzijn heeft achtergelaten; het verkrampte zelf, onze verhouding tot wat het leven ons aandoet, waarin we verkrampen, omdat de as ons levenswiel ging aanlopen; het krampachtige willen, het niet kunnen loslaten, één van de oorzaken van ons verkrampen; het harde weten, onze ideeën en zienswijzen die we voor de werkelijkheid zelf houden, zodat ze stollen en samen met het krampachtig willen leiden tot het verkrampte zelf; het ontspannen bewustzijn, de toestand van de geest van overgave; onderscheidende helderheid, het bewustzijnsaspect dat door onze harde ideeën heen kan kijken naar wat er werkelijk is en waardoor we ons bewust kunnen worden van: het bevangen bewustzijn, ons opgaan in onze zelf gecreëerde werkelijkheid dat contrasteert met groot bewustzijn, de ontwaakte staat van zijn.

De voorafgaande aspecten van bewustzijn waren, zegt Knegtel, dualistisch en gerelateerd aan het zelf. Maar vanaf groot bewustzijn is het onderzoek in het spel gericht op de niet-dualistische bewustzijnaspecten als: wijsheid, onze totale tegenwoordigheid van geest in elke situatie en voorbij elk onderscheid; compassie, het functioneren van wijsheid of het hart dat overloopt van leven en lijden van alle levende, lijdende wezens; de Meester, die op basis van wijsheid en compassie gebruikmaakt van alle aspecten van het bewustzijn en tenslotte: het dagelijks bewustzijn, waarin alle toestanden van de geest zijn geïntegreerd.

Het wordt een schitterende reis. Je kunt uit zijn op bescherming tegen ongelukken, driften, dwalingen, je eigen schaduw en je kunt je concentratievermogen, spitsvondigheid, reputatie en zuiverheid willen behoeden tegen vertroebeling en apathie. Je leert je beschadigde zelf zeer herkenbaar te zien als pijn van alles en nog wat (tekortschieten, ongrijpbaarheid, onwetendheid, afgewezen zijn) maar je bènt ook de pijn van alle lijdende, levende wezens. We hernieuwen de kennismaking met het verkrampte zelf en de wil tot ongebreidelde controle over alles en iedereen, terwijl we die controledwang niet onder controle kunnen krijgen: een uitzichtloze strijd, een allesdoordringend onbehagen, het lijden aan het lijden. Je herkent jezelf, vastgebeten aan een tak, zonder ergens steun te kunnen vinden. Vastgebeten in gestolde ideeën en overtuigingen van het harde weten.

Maar er is ook ontspannen bewustzijn, dat ons maant nergens bang voor te zijn omdat we niets anders te doen hebben dan onzelf tot toevlucht te zijnzoals de Boeddha ons heeft voorgehouden. En de onderscheidende helderheid helpt ons met de rest: doorkijkjes door de zelf opgetrokken muren en veronderstelde beperkingen van ons bevangen bewustzijn. Daarachter ligt immers onder volstrekt handbereik het groot bewustzijn, dat alles en iedereen omvat, ook de Ontwaakte, maar evenzeer onwetendheid, verwarring, lijden en alle beperkende bewustzijnsaspecten. Het zoekt nergens naar, streeft niets na en is verbonden met aspecten als wijsheid (het oog dat ziet), compassie (ook Ananda doet nu mee) en hun stuurman de Meester die het zogenaamde ‘ik’ steeds tot vertrouwen maant.

Ontroerend is het moment waarop onderscheidende helderheid een open plek in het weelderige kroos, de tropische storm, van onze bevangenheid vindt en de Verhevene vraagt wat zich daar openbaart. Waarop Sariputra zegt: datgene wat Sariputra aan den lijve ervaart, Heer. En anderen zeggen achtereenvolgens onder meer: het voorwoordelijke, het grondeloze, dat wat is. En prachtig is ook wat de deelnemers antwoorden in het bewustzijnsaspect van het Groot bewustzijn. Niets en niemand is uitgesloten, Heer. Alles en iedereen. De ongeborene, God, waarheid, maar ook onwetendheid, dood, angst, verwarring.

Maar geheel in de lijn van de ch’antraditie ligt de ‘deus ex machina’ in het dagelijks bewustzijn, waarin alle bewustzijnsaspcten zijn geïntegreerd – niets bijzonders, thuis op de markt van de wereld, overeenkomstig de omstandigheden en volkomen ongehinderd. Dan scoort Ananda, die totnutoe vrijwel afwezig was in dit spel, zijn punten: ‘Ik ben gewoon mezelf, Heer, Ananda’s dagelijks bewustzijn, en ik heb helemaal niet begrepen van wat er in de uren na de maaltijd is gebeurd, noch heb ik er merkbaar iets van meegenomen. Maar nu het begint te schemeren en de avond spoedig valt, kan ik zeggen dat het wonderbaarlijk was, Eerbiedwaardige, buitengewoon, Heer Gautama, al kan ik niet vaststellen waarom.’

Op mijn beurt kan ik niet heel precies vaststellen, waarom dit zo’n bijzonder boek is. Natuurlijk, een westers sutra is sowieso iets bijzonders – taal en stijlmiddelen uit de boeddhistische oudheid plakken op een Amerikaanse bewustwordingsaanpak ook. En door de nauwgezette oprechtheid van Knegtel zal zijn boek ook voor menigeen een uitstekende inleiding in de Pali Canon kunnen zijn. Maar de grote compassie van waaruit het is geschreven, geeft misschien toch wel de doorslag. En daarmee draagt het zeker bij tot de ‘ontsluiting’ van ch’an/zen in het westen.

De bemoedigende tijd-visie van Dogen

‘Varen op de stroom van de vergankelijkheid’
(Gepubliceerd in Kwartaalblad Vorm & Leegte omstreeks 2005)

Tijd. Welbeschouwd is dat de immer voortgaande stroom van toekomst naar verleden via de spil van het waarneembare heden. Voor wie nog beter kijkt, zoals de 13e eeuwse zenmeester Dogen Kigen zenji, is elk nu-moment in deze stroom tevens uitdrukking van eeuwigheid. De spil van het heden is oneindig.

Tijd is het voertuig van de vergankelijkheid. En niets lijkt minder eeuwig dan dat. Want alles gaat voorbij. En we moeten met dat dualistische gegeven leren leven. Samen met de smartelijkheid ervan die centraal staat in de eerste edele waarheid van de historische Boeddha: Het leven wordt gekenmerkt door lijden.

De antieke zenmeester Dogen (1200 -1253) voegt in twee opzichten een dimensie toe aan wat de Griekse wijsgeer Heraklitos van Ephese, die ongeveer in Boeddha’s tijd leefde, reeds panta rhei noemde: Alles stroomt, niets blijft; we kunnen niet twee maal in dezelfde rivier stappen. Wat Dogen ca. 1700 jaar later toevoegde, valt in de eerste plaats te lezen in het essay Uji (Zijn-tijd) uit zijn levenswerk de Shobogenzo. Maar ook in andere Shobogenzo-hoofdstukken, zoals Zenki (Alles werkt samen), Genjokoan (Realisering van het alledaagse) en Bussho (Boeddhanatuur) komen deze twee aspecten voor:

Elk wezen, elk ding, elk verschijnsel manifesteert zich als tijd. Elk moment is, in de vorm van de dingen zoals ze dan zijn, expressie van eeuwigheid of tijdloosheid. Aldus voltrekt zich aan alle dingen voortdurend de vergankelijkheid die samenvalt met hun ware aard of Boeddhanatuur. Boeddhanatuur ìs vergankelijkheid; vergankelijkheid ìs Boeddhanatuur. Alles wat bestaat is op elk moment Boeddhanatuur.

-Het alledaagse realiseren-

Het is een prachtig, optimistisch en bemoedigend inzicht, waarin het alledaagse de diepe glans krijgt die het conform de ch’an-traditie ook alleszins verdient. Het helpt inzien en ervaren hoe samsara tegelijkertijd nirwana is. Geen wonder dat de befaamde en gevoelige zenmeester en -dichter Ryokan (1795-1831) vaak tranen plengde als hij Dogen las.

De Nederlandse Dogen-kenner Nico Tydeman sensei benadrukt dat het alledaagse bij Dogen niets uitsluit. Wij hoeven niets anders te doen dan dit alledaagse te realiseren met alles erop en eraan. Elk moment weer. Genjokoan heet dat begrip bij Dogen, door zenautoriteit Thomas Cleary vertaald als ‘issue at hand’: wat zich ook maar voordoet. Zo beleef je elk moment de vergankelijkheid, zo realiseer je elk moment de Boeddhanatuur van al het bestaande. Elk moment wordt onbetaalbaar.

In zijn inleiding in Shobogenzo Zuimonki (Asoka – vertaling Dirk Horai Beemster) citeert Tydeman Dogen uit diens Shobogenzo Uji:

‘De wereld van leven en dood en alles wat daarin is, is een bestaan in de tijd. En het bestaat voortdurend door zichzelf te actualiseren in je huidige ervaring. Alles bestaat in het heden binnen jezelf…. De werkelijke betekenis van het bestaan ligt in het bestaan van de tijd. Een berg is tijd, de oceaan is tijd. Bergen en oceanen bestaan alleen in het heden. Als de tijd ophoudt te bestaan, bestaan bergen en oceanen ook niet meer. Vanuit dit standpunt bezien zijn morgensterren Boeddha’s, de wijsheid van verlichting, de overdracht van hart tot hart, verlicht door het bestaan-in-de-tijd. Indien er geen bestaan-in-de-tijd is, kunnen geen van deze dingen plaats vinden.’

-Heel rijk begrip-

Als alles in het heden bestaat, geldt dat volgens Tydeman ook voor verleden en toekomst. ‘Verleden is ook hier-en-nu aanwezig. Net als de toekomst anders zouden we niet kunnen plannen. Hier-en-nu wordt in de zenwereld wel eens beperkt opgevat, maar het is juist een heel rijk begrip. Herinneringen, verleden, verdriet hebben in zen wel eens de kleur van een verboden gebied, maar dat is onzin. Die aspecten zijn evenzeer hier-en-nu aanwezig als bomen en bergen.’

Sobhanandi van het Boeddhistisch Centrum Amsterdam (VWBO) is zo geïntrigeerd door het gedachtegoed van Dogen dat zij bezig is een Dogen-website op te zetten. Over Uji zegt ze: ‘Tijdsdenken in lineaire zin is een uitvinding van de geest, een hulpmiddel. Het gaat Dogen niet om het denken maar het ervaren van het heden in al zijn kracht en het loslaten van verleden en toekomst. Dogen wil overbrengen dat verleden tijd niet bestaat, toekomst ook niet, alleen heden. Hij heeft het over leven in het moment, met wat er is en daarnaar handelen. Heel moeilijk want we hebben onze herinneringen, gewoontes en verlangens. Verleden, heden en toekomst; die alle drie in het heden houden is moeilijk, maar, als het lukt, heel bevrijdend.’

In zijn Shobogenzo-inleiding schrijft Tydeman over dit Dogen-thema:

‘Natuurlijk is er een gaan van de tijd: van vandaag naar morgen en van morgen naar overmorgen. Maar dit vloeien van de tijd is slechts actueel aanwezig in dit moment, in het heden. Het verleden is aanwezig en manifesteert zich in het heden en de toekomst verschijnt in de tegenwoordige tijd. Het heden is de ontstaansgrond, de drager en de manifestatie van het universum in zijn verleden en zijn toekomst. De tegenwoordige tijd is een allesomvattende, alles in zich sluitende tijd. Het geheel bestaat in deze tijd en elk afzonderlijk ding bestaat in deze tijd’ (…) ‘Tijd is absolute, volledige aanwezigheid van wat is. Tijd is eeuwigheid. Eeuwigheid is niet een dimensie aan gene zijde van de tijd. Eeuwigheid is nu-dit-moment.’

Dogens beschouwing over tijd ziet Tydeman geenszins als vrijblijvende, abstracte filosofie. Hij geeft daarin een religieuze rechtvaardiging van onze meditatiebeoefening. Die is elke keer opnieuw ‘de volledige expressie van mijn heden’.

‘Dit heden wordt niet verontschuldigd door het verleden, noch ontleent het zijn bestaanszin aan zijn werkzaamheid in de toekomst. Dit heden “rust” abosluut in zichzelf en het hele universum is in deze “rust” betrokken. Dit heden, mijn zazen, is “tijd” en ik beoefen niets anders dan deze “tijd” te zijn. Dit betekent zazen beoefenen “omwille van zazen”. Dit moment is er omwille van dit moment zelf, want dit ogenblik is mijn volledigheid. Zazen speelt zich altijd af in de tegenwoordige tijd. De oefening van het zitten is een leerschool in het vinden van oneindige bevrediging in deze tegenwoordige tijd met al mijn problemen, verwarringen en illusies.’

-Alles werkt samen-

Wat voor zazen geldt, strekt zich natuurlijk ook uit tot elke andere handeling, tot alle andere dingen die je doet. Je daarvan niet afscheiden en samenvallen met wat je leven van moment tot moment is, daar gaat het –ook- bij Dogen om en hij gebruikt zijn eigen bijzondere vocabulaire om zich uit te drukken. In Shobogenzo-hoofdstuk Zenki schrijft hij (De schatkamer van het oog van de ware leer, Kosmos Z&K Uitgevers, vertaling Boudewijn Koole)

‘Leven is als iemand die in een boot vaart. Ofschoon hij aan boord van de boot het zeil hanteert, het roer ter hand neemt en boomt, draagt de boot hèm en is hij niets zonder de boot. Door met de boot te varen maakt hij deze tot boot. Onderzoek al mediterend dit precieze moment. Op zo’n moment is alles de wereld van de boot. De lucht, het water en de kust zijn allemaal de tijd van de boot geworden en niet gelijk aan de tijd die niet bij de boot hoort. Hierom is leven dat wat ik tot leven breng en zijn wij dat wat het leven tot leven brengt. Wanneer je in een boot vaart zijn geest en lichaam en de hele omgeving allemaal de kernactiviteit van de boot; de hele aarde en de hele ruimte zijn de kernactiviteit van de boot. Met het ik dat leeft en het leven dat ik ben, is het net zo.’

Hier rekent Dogen af met de vaak beperkte visie op wat wij zelf zijn. Dat het leven zich beperkt tot wat ik als vleesgebonden persoon slechts meen te zijn. Dat je leeft met behulp van zo’n een bootje, een zelf, benadrukt ook Tydeman, is een illusie. In elk leven werkt alles wat zich voordoet, tot en met de dood toe, samen en is niet op te splitsen in wel-boot en niet-boot. Alles: kust, bergen, wolken, zon, maan, roerganger en medepassagiers zijn boot: leven.

En ook in Uji lazen we dat al die dingen die wij dagelijks om ons heen zien, tijd zijn. Het leven bestaat elk moment als tijd in al zijn naadloos samenhangende verschijningsvormen.

-Alleen vrijheid in het nu-

Over de film Groundhogday (1993) met hoofdrolspeler Bill Murray wordt in zenkringen wel eens wat meesmuilend gedaan. Maar het is een film waarin op weergaloze wijze aanschouwelijk duidelijk wordt gemaakt dat de onwrikbare tijd uitsluitend in het eeuwige nu zijn vrijheid kent. Je zou bijna zeggen dat Dogen Zenji het script heeft ingefluisterd vanuit zijn Uji-tractaat. Het enige waarover mensen beschikken is NU. Steeds weer opnieuw. Dat inzien schept de basis voor bevrijding. De hoofdpersoon raakt gevangen in de tijd; hij beleeft steeds opnieuw dezelfde dag tot hij zich ermee verzoent dat we alleen maar het moment dat zich nu voordoet tot onze beschikking hebben.

De Amerikaanse zenmeester Donald Gilbert heeft in zijn stripverhaal Unk zet de waarheid op z’n kop (Mirananda 1991) ook een hoofdstuk gewijd aan Tijd. De hond Unk worstelt met het verschijnsel zonder er mee uit de voeten te kunnen, want hij kan de tijd alleen maar zien als extern probleem waarop je vat op moet krijgen (zie ook de illustratie). Wat Gilbert in zijn inleiding op dit hoofdstuk schrijft, leeft voor Unk nog niet. Volgens Gilbert verliest het tijdelijke aspect van tijd zijn pregnantie, als we tot bewustzijn komen en thuis komen in ‘een natuurlijke schuilplaats’, die hij het Tijdloze noemt. Tijd en het Tijdloze noemt hij twee aspecten van het ondeelbare. ‘Wanneer het Tijdloze en de tijd elkaar opheffen, dan is er waarheid’, zegt hij. Ook hij noemt het oneindige verleden en de oneindige toekomst beide aanwezig in het oneindige nu voor wie het onderscheidend denken loslaat en de waarheid van de Boeddhanatuur ervaart, zodat ‘er niet langer de verschijning (is) van iemand die begrensd wordt door de tijd.’

-De essentie van Hussem-

Ik heb gezocht naar iemand die wat Dogen zegt ineens tot ons door kan laten dringen en dacht aan de befaamde haikudichters die meestal ook zenmeester waren. Maar onlangs op retraite in ZIN, het klooster voor zingeving en werk, in Vught, kwam ik plotseling midden in het bos op paaltjes geplaatste gedichten tegen van de oer-Nederlandse schilder-dichter Willem Hussem (1900-1974). Ook in zijn poëtisch werk spelen het ogenblikkelijke, de eeuwigheid van het nu, de compleetheid van al het bestaande en de vergankelijkheid een essentiële rol. Hij liet zich al in de jaren veertig inspireren door het zenboeddhisme en in de jaren vijftig schreef hij zijn eerste korte aan haiku verwante gedichten, die opnieuw zijn uitgegeven in een bundel met de titel Warmte vergt jaren groei (Plint, 3e druk 2004).

In een beschouwing over de kunstenaar schrijft Han Steenbrugggen: ‘De verrassende visuele waarneming betekent voor hem een schok, een plotseling inzicht in het kosmisch principe van de perfecte harmonie.(…) Zijn poëzie is gericht op het laten samenvallen van waarneming en beeld.’ Hij citeert ook Hussem zelf: ‘Ik wil mijn poëtische ervaring direct geven, mijn ervaring moet direct in het beeld zitten. Daarom schrijf ik vrijwel altijd in de tegenwoordige tijd, in het scheppingsproces zelf. (…) Alles en iedereen is in elkaar verweven. Ik zie dat verbonden zijn altijd. Het ene bestaat dank zij het andere. Vandaar de eenheid van de tegenstelling. (…) Ik heb er een leven aan gewerkt om mijn werk zo eenvoudig mogelijk te krijgen. Ik moet die eenvoud elke keer opnieuw op mezelf veroveren.’

Steenbruggen schetst Hussems kunstenaarschap terecht als ‘een speurtocht naar de essentie’. Daarom durf ik dit artikel over Dogen en de tijd af te sluiten met het volgende titelloze gedicht van Hussem:

vaar op de stroom van de vergankelijkheid

heb geen verwachting heb geen vrees

nadert het einde laat het komen

zorgen worden overbodig