Het blaadje valt

Weids is het kleed van bevrijding,
Een vormloos veld van mededogen.
Ik draag de leer van de Boeddha,
Alle levende wezens bevrijdend

Met een sierlijk boogje valt een blaadje. Het komt precies in de vijver terecht en verandert daar in een ‘bootje zonder bestemming’. Heerlijk om zoiets te zien, om te ervaren hoe het naadloos ‘klopt’. Ik zie intussen best dat mijn idee van een bootje daar helemaal niets mee te maken heeft. Blaadje valt in de vijver. Punt. Waarom wil ik er iets meer van maken? Ja, gaat vanzelf……Hmm….…

Katsuki Sekida, de grote ‘nen-meester’, zou gehakt maken van deze intro. Want wat ik hier laat zien is ons onvermogen om bij het waarnemen te blijven en daar houdt hij niet van. We kleuren onze werkelijkheid steeds in en daarom is het ook zo lastig om de werkelijkheid te beschrijven.

Alan Watts

Alan Watts noemt dit het rood schilderen van een rode roos. Zodra we gaan denken en beschrijven, scheiden we ons af van wat het leven ons van moment tot moment aanbiedt. Wat we in ons hoofd zo royaal doen, de godganse dag. We stapelen ‘nen’ op ‘nen’, gedachteprikkel op gedachteprikkel, en zijn steeds maar bezig om onze ervaringen te duiden en te sturen.

Konden we maar bij het vallende blaadje blijven in open verwondering…… Dat uitweiden met onze gedachten, wordt in klassieke zenkringen niet al te zeer op prijs gesteld. Wij moeten leren in de eerste ‘nen’ te blijven, zoals ook de onlangs overleden zenmeester Seung Sahn ons voorhoudt:

Seung Sahn

‘Zen mind is before thinking. If already you are thinking, it is too late.’, zegt hij dreigend in Only Don’t know. Alleen vòòr het denken zien we het blaadje of de roos. Zou heel fijn zijn, maar zo werkt bij ons meestal niet.

Hoezeer Sekida, Watts en Seung Sahn ook gelijk mogen hebben: het goede nieuws is dat het ‘vormloos veld van mededogen’ ook en onmiddellijk mijn blad-bootje en het rood schilderen van de roos in zich opneemt, want dit veld weigert niets. Wat een ontdekking! Dàt is het kleed van bevrijding! De werkelijkheid omvat alles vanuit een eindeloos Drosteverpleegster-perspectief. Dat ik deze simpele conclusie niet vertrouw is het dilemma waar ik steeds weer mee zit en dan gaat deze ware mens in de ‘fout’: stamelen en stotteren en denken tot ik een ons weeg. Niko sensei schrijft in Het Temmen van de os dat de ware mens zonder naam, rang of stand ook woont in die stotterende en gebrekkige mens. Kan ik dat zien?

Kan ik mijzelf met al mijn gedoe, met al mijn ‘terugvallen’, met al mijn draaitol-gedachten en mijn facebook- en smartphone-verslaving ervaren als bevrijd? Seung Sahn sloeg zijn leerlingen letterlijk en figuurlijk om de oren, net als antieke zenmeesters. Allemaal om ze tot dit besef te brengen, dat alleen maar kan ontstaan uit niet-weten. ‘Before thinking’. Hij gebruikt deze woorden in zijn op de site van Hans van Dam gepubliceerde teksten 74 keer. Kijk door je denken heen, roept hij, en blijf daar! Maar het doorzien van onze weet-geest betekent niet dat we ons niet meer schuldig maken aan denken, weten, oordelen en gestamel, maar dat we dit liefdevol kunnen waarnemen vanuit het besef dat er nooit iets aan de werkelijkheid valt toe te voegen of af te doen.

Dogen zenji

En daar ligt, denk ik, de doorstart naar het overbekende citaat van Dogen over het leren kennen van jezelf. Als dat gebeurt, verdwijnt het zelf-idee en ontwaar je je in alle mensen en dingen en los je daarin geheel op. Een eindeloos proces van totale ‘wederzijdsheid’. Ze noemen het overgave of verlichting, maar er valt niets aan te zien. Het IS alleen maar zo. Dit is wat Longchenpa noemt: ‘het spel van pure en totale aanwezigheid’. Het is tevens ‘een spel van mededeogen dat niet oprijst, niet ophoudt te bestaan en zonder zelf is.’ Het ‘zijn-voor-anderen’ is daarmee altijd beschikbaar. ‘Het hoeft niet tot stand te worden gebracht.’ Het is er al, nu en nu en nu….

Longchenpa

Mededogen of liefde is de katalysator binnen de toestand die Dogen en Longchenpa in de vorige alinea beschrijven, inclusief onze neiging omsteeds weer uitsluitend ons duale spel van mitsen en maren te zien. De toestand van overgave en verlichting is er altijd, onder alle omstandigheden. Ook in ons tijdverdrijf van mitsen en maren.

Zo is zen voor mij een dankbare weg om me steeds verder te laten zakken in wat mijn leven is, ongeacht de gevoelens van weerstand en onveiligheid die daarbij kunnen optreden. Want ook al beneemt het leven mij soms de adem, het vertrouwen groeit toch zonder dat ik weet welke bodem zijn voedingsgrond is. We geven dat namen als de bron van alle zijn, big mind, God, tao, Boeddha, wakkere geest. En ik ben mijn leraar Niko sensei zeer erkentelijk voor de wijze waarop hij mij bij de hand nam om die voedingsgrond te verkennen.

Opeens zie ik dat het kleine blad-bootje in de vijver mij aan boord heeft. Wat verrassend! Ik vaar in dat bootje en ik zie dat alles, vijver, bomen, struiken, licht, lucht bootje zijn. Geen onderscheid. Het bootje is een metafoor voor wat ik ben. Dogen zegt daarover: ‘Leven is dat wat ik tot leven breng en wij zijn dat wat het leven tot leven brengt’. En Niko sensei voegt er aan toe: ‘In elk leven werkt alles wat zich voordoet, tot en met de dood toe, samen en is niet op te splitsen in wel-boot en niet-boot. Alles: kust, bergen, wolken, zon, maan, roerganger en medepassagiers zijn boot: leven.’

 

Democratie en vertrouwen

 

Jan Terlouw, jaren terug

Als je diep in het woord democratie duikt, dan weet je dat het over vertrouwen gaat. Daar hoef je geen Jan Terlouw voor te zijn. Je geeft met je stem iemand het vertrouwen namens jou te spreken en te handelen. Je vertrouwt erop dat een meerderheid ook oog heeft voor essentiële belangen van een minderheid. Je vertrouwt erop dat gekozenen zich behoorlijk informeren en dat ze ook jou geïnformeerd houden. Je vertrouwt erop dat er aldus geen mensen aan de bak komen die de democratie gebruiken om de democratie om zeep te helpen. Je kunt dat probleem als PowNed of Bert Brussen van ThePostOnline belachelijk maken, maar Terlouw heeft gelijk: er is geen vertrouwen meer. En de vraag is hoe dat komt en hoe het terug te winnen is.

We leven in een oordelende samenleving. Dat moet vaak ook wel, want anders kunnen we in dit dualistische ondermaanse niet functioneren. Maar we moeten ook iets anders zien en toelaten: en dat is dat liefde en compassie onze belangrijkste drijfveren zijn. Ga maar na, we willen ons graag prettig voelen en dat lukt beter naarmate meer mensen in je omgeving zich ook prettig voelen. Liefde is gekoppeld aan onze natuur. Niks sarcasme en cynisme, niks ridiculiseren of bagatelliseren, niks wrok en verzuring. Dat houdt je van de liefde weg. In het liefdevol waarnemen van jezelf en de ander smelt je gehechtheid aan het oordeel weg. Je durft je af te vragen: wat wil mijn hart. Kijk bijvoorbeeld eens op YouTube en tik Karim Sulayman I Trust You in. En je weet weer waarvoor je leeft. Je ziet een man met baard in Central Park die voor een Trump-gebouw een blinddoek omdoet. Hij staat bij een bord met een handgeschreven Engelse tekst.

Ik vertaal: Hallo, mijn naam is Karim en ik ben Arabisch-Amerikaans. Net als veel mensen die Zwart, Bruin, Vrouw, LGBTQIA, Latijns, Moslim, Joods, Immigrant etc. zijn, ben ik erg bang. We voelen ons angstig en ongemakkelijk in ons land en het is lastig om te voorzien wat de toekomst zal brengen. Maar ik hoop dat ik bij jou VEILIG ben. Samen kunnen we een samenleving van zorgzaamheid bouwen in plaats van angst. Je kunt er van op aan dat ik mij om je zal bekommeren, wie je ook bent, hoe je er ook uitziet en waar je ook vandaan komt. Wil je mij evenzeer omhelzen als ik jou? Wil je mij de hand schudden en/of me huggen en/of een foto maken van ons samen en die op internet zetten als een teken dat ik hier veilig ben met jou? IK VERTROUW JE.

En dan zoomt de camera uit en begin je met de geblinddoekte Karim te wachten. Passanten. Opeens gaan mensen stil staan en het bord lezen. De camera zoomt weer in op lezende gezichten, waarop zich subtiele emoties aftekenen, afgewisseld met de tekst waarop ze turen. Een man met een pet pakt plots Karims hand. Dan komen de eerste hugs van vrouwen, mannen, kinderen. Het is van een aangrijpende ontroering. Hier gebeurt iets. Groter en machtiger dan Trump ooit worden kan. Een filmpje van drie minuten. Achter de film zingt Sinead O Connor In this heart.

Dit tafereeltje gaat niet alleen over het hart van de democratie. Niet alleen over Karims hart. Niet alleen over het hart van de huggers. Niet alleen over het Amerikaanse hart. Het gaat over jouw hart. Over elkaar ZIEN, dùrven zien en elkaar de ruimte geven. De grote wegversperring hier is angst, die dualiteit uitvergroot tot vooroordelen van plaatstaal. Het plaatstaal van het eigen gelijk, waarachter we wegduiken en ons terugtrekken. In angst verdwijnt de ruimte en ontstaat de kramp, verdwijnt de tolerantie en gaat je hart op slot. We kennen het allemaal als we een bittere ruzie hebben.

Democratie gaat over deze bekommernis om de ander, wat zelfs vastgelegd is in onze Grondwet. Steeds wanneer die bekommernis in het gedrang komt, staat de democratie op de tocht. Het zogenaamde populisme wordt geregeerd door angst en plaatstaal. De ander, de andersdenkende, is gevaarlijk. Is de vijand. Moslims, elite, rechters, journalisten. We gaan zelfs stenen gooien naar brandweer- en ambulancepersoneel. Ja ik zeg ‘we’ – laten we niet te veel denken in wij en zij. Laten we zien dat ook deze mensen, die zich verlagen tot dit stuitende gedrag, erbij horen. Laten we ze niet buitensluiten, want dan doen we wat zij doen. Tot zover de belangrijkste elementen van de diagnose. Nu het waarom; hoe komt het?

Voorgeprogrammeerde waardesystemen werken bijna niet meer. Vakbond, kerk, partij, vakgroep, werksoort – het zijn corroderende verbanden. Het lijkt wel alsof elk mens zijn eigen wiel moet uitvinden. Dat is angstig. Het oproepen tot morele revolutie vanaf de zijlijn is niet genoeg. We moeten ons realiseren dat democratie kwetsbaar is, zoals Karim met z’n blinddoek om. Democratie kan worden misbruikt. Zoals je een mooie paddenstoel kapot trapt. We moeten dus laten zien dat we om elkaar geven over de schutting heen. Dat we daarin dus buiten onze Facebook-bubbels durven treden. Kijk naar mensen als Hugo Borst en Carin Gaemers die met hun Manifest Ouderenzorg iets voor elkaar kregen, zonder politisering.

Het terugwinnen van vertrouwen kan alleen op die manier. Natuurlijk moeten er ook grenzen gesteld worden. Maar repressie alleen lost niks op. Door je angst heen leren kijken. Door je oordeel heen leren zien, door je eigen politieke beperkingen. Je bekommeren om anderen en vervolgens doen wat je te doen hebt. Dat is het recept, dat begint bij jezelf. Doe iets wat bij je hoort. Hoeft echt geen manifest te zijn. Is dit soft? Ja – als je dit leest vanuit angst, machteloosheid en en frustratie; nee – als je dit leest vanuit groeiende bewustheid.

 

 

 

 

 

 

 

Licht in de duisternis

Het blad was lang aan de bomen dit jaar, toen ging het stormen. Gure windvlagen, kou, regen. Dus gordijnen dicht, kaarsje aan. Onder deze omstandigheden is ongetwijfeld het oer-Nederlandse woord ‘gezelligheid’ uitgevonden. Zolang er mensen bestaan, begeven zij zich, vooral tegen het einde van het jaar, op een zoektocht naar licht. In onze contreien, met zijn donkere, stormachtige eindejaarsmaanden, is dit verlangen naar het licht een nog heftiger metafoor, dan wanneer je kerstmis viert onder een tropenzon. Het winterzonnewendefeest beoogde in de oudste, zogenaamd heidense, beschavingen de terugkeer van het licht, zeg maar de nieuwe lente. Maar volgens de Babyloni­sche Talmoed is er een veel diepere symboliek aan de orde: het winter­zonne­wendefeest werd ingesteld door Adam, de eerste mens, om de terugkeer van het licht na de zondeval te vieren.

In bijna alle culturen vind je de lichtfeesten in allerlei gedaanten en onder allerlei benamingen terug. In de christelijke, westerse culturen kun je, behalve aan Kerstmis, denken aan varianten als Sint Maarten, Driekoningen en Sint Nicolaas. Verder hebben we bijvoorbeeld het joodse lichtfeest Chanoeka, het einde van de islamitische Ramadan met het Suikerfeest en het hindoeïstische lichtfeest Divali. En bij al die feesten gaat het erom dat het licht de nacht, het duister, overwint. Je zou deze feesten best kunnen zien als uitdrukking van de menselijke universele zoektocht naar het licht. Dat oergevoel gaat veel dieper dan een drang naar het voorjaar en appelleert niet alleen aan een behoefte aan licht, maar ook aan bevrijding.

Ook in het boeddshime is er een lichtfeest bij uitstek en dat is de viering van het moment, waarop de historische Boeddha ca. 2.500 jaar geleden zijn verlichtingservaring had onder een vijgenboom aan de Neranjara-rivier in de buurt van de plaats Gaya in Noord India. De precieze datum is wellicht niet meer te achterhalen, maar in het Mahayana-boeddhisme geldt 8 december. Deze gebeurtenis heeft een gigantische beweging op gang gebracht, eerst in vrijwel heel Azië en inmiddels ook in het westen. Het overbekende boek van Sir Edwin Arnold over het leven en de leer van de Boeddha heet niet voor niets Het Licht van Azië. In het Engelse taalgebied verscheen het voor het eerst in 1879 en beleefde meer dan tachtig herdrukken. In 1949 kwam het voor het eerst uit in en Nederlandse vertaling.

In onze westerse worsteliing met populisme en muliticulturaliteit kan de boodschap van de Boeddha stellig enig optimisme bieden. Want zij komt er op neer dat elk mens zich kan bevrijden van onwetendheid, de grootste belemmering voor het besef dat wij evenzeer verlicht zijn als de Boeddha zelf. Wij zijn tot het besef van die bevrijding in staat als wij een licht of lamp voor onszelf durven zijn. Als wij werkelijk durven vertrouwen op wat wij van nature zijn. Een prachtig voorbeeld van dit vertrouwen en deze verlichting is te vinden in een verhaal over de grote 15e eeuwse, zeer onconventionele zenmeester Ikkyu Sojun. Toen een booswicht hem vroeg wat het wezen van het boeddhisme was, antwoordde hij: ‘De waarheid in je hart’. Daarop trok de booswicht een vlijmscherpe dolk en plaatste die op Ikkyu’s borst.‘Goed, laten we dat van jou er eens uitsnijden om te kijken’, zei de booswicht. Waarop Ikkyu, zonder met zijn ogen te knipperen, antwoordde met een gedicht:

De kersebomen van Yoshino,
klief ze open
en waar zul je dan
de bloesems vinden
die lente na lente verschijnen?

Hiermee liet Ikkyu zijn licht zien: Hij zei eigenlijk: denk je dat je iets van het leven en zijn magie kunt begrijpen als je niet ziet dat alles alleen maar beweging is. De kersenbloesems van Yoshino horen bij die beweging en kunnen uitsluitend in die beweging uit de knop komen. Ze maken deel uit van een vanzelfgaand proces dat in geen enkel hokje te vatten is. Het is een compleet mysterie. Geef je egoplaatjes op! Vanuit je ‘messentrek-visie’ kun je niet waarnemen wat jou blokkeert en kun je niet zien welke onmetelijke diepten en mogelijkheden ons bestaan kent. En je kunt ook niet zien dat slechts het toelaten van de eeuwige open beweging van verandering – als was het een onmetelijke en oneindige rivier – je in staat stelt de waarheid in je hart te vinden. Alleen uit dit Niets, alleen uit deze Leegte kan de volheid van het leven ontstaan en kunnen bloemen van inzicht opbloeien en kan ons eigen licht schijnen.

Dat de historische Boeddha ons in de Digha-Nikaya maant onzelf tot lamp te zijn, wordt ook wel anders vertaald. Het is een advies aan zijn volgelingen en letterlijk staat er: ‘Jullie moeten jezelf tot eiland zijn, jezelf tot toevlucht zijn en niemand anders tot toevlucht hebben.’ Het Pali-woord dypa betekent zowel eiland als lamp, maar er is geen wezenlijk verschil in de diepe, bevrijdende betekenis van deze woorden. Verlaat je op wat je van nature bent. Hoe en waar je dat dan vindt? Ja, daar heb je het weer. Voor je het weet plaats je wat-je-van-nature-bent, een boeddha, een verlichte, weer buiten jezelf.

We geloven meestal niet of nauwelijks in dat licht dat we voor onszelf en anderen kunnen zijn en dat we niets en niemand anders tot toevlucht nodig hebben. Dan keert ons wantrouwen in de simpele waarheid van ons hart weer terug en gedogen we de vicieuze cirkel waarin we onszelf vastzetten. Wat wij in onze meditatie doen, gaat over de vraag hoe we die cirkel ontsluiten. Hoe we de gevangenis openzetten van ons innerlijk terreursysteem, dat bestaat uit vaste ideeën en concepten over hoe de wereld, de ander en wijzelf zouden moeten zijn. Dat is het grootste probleem van mensen en zet ons klem in het donker. Als we die ideeën en concepten durven laten vallen, ontstaat er openheid en krijgen leven en (ons) licht een kans.

 

 

Het wonder en het laatste woord

foto-wonder-column-1

Wij leven, wonen en werken in een wonder. Het slaat mij regelmatig met stomheid, maar –ik geef het toe- even vaak ga ik eraan voorbij. Onlangs loop ik weer eens een labyrint. We hebben er hier in Nijmegen eentje aan de Waalkade. Prachtig! En het is niet moeilijk je dan deel van het wonder te weten, omgeven door het uitzicht op de Waal, de wolkenluchten en de schitterende bruggen.
Dit keer accentueert en kleurt nietig leven in de spleten van het labyrint mijn ervaring. foto-wonder-column-2Het gaat zonder uitzondering om onaanzienlijke groeisels die er niet op uit waren gezien worden. Ze zijn er zo maar ‘vanzelf’ gekomen. En het zijn stuk voor stuk wonderen. Kijk maar.
Het Nijmeegse labyrint aan de Waalkade heeft namelijk keurig gemetselde looppaden die worden gescheiden door smalle kanaaltjes, waarin water staat. De spleten van het metselwerk vullen zich met weggewaaide aarde en allerlei zaadjes. De natuur doet de rest.                                                           foto-wonder-column-3De ontmoeting met deze miraculeuze eenvoud doet me in de eerste plaats denken aan het bekende versje van een van de beroemdste haikudichters uit de zengeschiedenis, zenmeester Basho (1644-1694), waar ik eerder een column over schreef. Basho beschrijft zijn ontmoeting met een Herderstasje bij een heg.

 

Yokoe mireba                       Zie toch eens hoe het
nazoena hana sakoe            Herderstasje bij die heg
kakine kana                          in bloei staat; oh, kijk….!

foto-wonder-column-4Het gaat hier om dat Oh, kijk….! De vertaling van het nauwelijks vertaalbare kana, dat o.m. de verwondering pur sang uitdrukt. Hierin is de open erkenning helemaal aanwezig en het hebben of willen hebben volledig afwezig.
Basho’s versje laat ons achter met verwondering over de vormwereld waarvan wij deel uitmaken en die niets beklijvends heeft. Vorm is leegte, leegte is vorm, zoals de Hartsoetra zegt. foto-wonder-column-5Er is slechts beweging met openheid als onkenbare oorsprong.
‘De diepste werkelijkheid omvat alle verandering, maar is er tegelijkertijd zelf vrij van’, zeggen Kazuaki Tanahashi en Joan Halifax in hun nieuwe boek over The Heart Sutra. Fantastisch. Deze diepste werkelijkheid betreft het begrip Leegte of foto-wonder-column-6‘Boundlesness’ –Grenzeloosheid-, zoals zij het nader invullen. In feite niets anders dan het leven zelf, dat wat ons bestaan draagt.
De zeven paden van mijn labyrint voeren mij overal. Ze slingeren heen en weer en je hebt er geen vat op al kun je maar één kant uit. Er is geen plaats waar ik niet kom. Hoog in de Himalaya, in foto-wonder-column-7de zeekrochten van Kanyakumari, het zuidpuntje van India, waar drie zeestromingen elkaar treffen en op de weidsheid van het Terschellingse landschap. Overal. Want elke bocht schept in mijn hoofd nieuwe beelden zonder tal. Ik denk aan het nietige leven dat ik steeds aantrof, waar ik ook maar kwam en dat nu opnieuw vanuit de spleten van het labyrint oprijst.                                             foto-wonder-column-8Mijn eigen nietigheid waarin alles wat ik aanschouw en ervaar tot mij komt, vormt een parallel en ontzagwekkend mysterie. Illusie? Wat een onvoorstelbaar wonder.
Ik loop door op mijn labyrintpad, dat steeds maar verder voert. Ik weet waar ik ben, maar raak volledig de draad kwijt. foto-wonder-column-9Een bochtje eerder wist ik het nog. Nu niet meer. Alsof ik het nooit geweten heb. En nooit zal weten. Wat een opluchting.
Het groeisel, dat nu in mijn gezichtskring opdoemt, is wederom van een delicate schoonheid. Nog nooit door een sterveling gezien. Het plaatst zich in mijn bewustzijn met een                                 foto-wonder-column-10 vanzelfsprekendheid die ik zonder één aarzeling aanvaard. Zo werkt alles hier samen op een gewone zomerse dag in Nijmegen. Maar ik ‘weet’ er niets van.
In de inmiddels opgeheven boekhandel Hilarion, foto-wonder-column-11een begrip in Nijmegen, kom ik bij de totale uitverkoop een heel klein en dun boekje tegen, ook nietig zou je kunnen zeggen. Het heet Het laatste woord van zen en is geschreven door collega-zenleraar Maurice Knegtel. Een van de hoofdstukjes gaat over het leven van alledag en sluit naadloos aan bij mijn beleving in het labyrint, waar ik al dit kleine leven aan het ontmoeten ben.

foto-wonder-column-12Het bevat onder het kopje Dagelijks leven o.m. deze passage: ‘Dogens tekst ‘Je dagelijks leven is een voor het verstand onoplosbare kwestie’, begint met de vaststelling van het feit dat wat ik zie, hoor, proef, ruik, voel en denk zich niet buiten mijn leven bevindt. Er is volstrekt geen onderscheid tussen mijn leven en de situatie die ik binnenga. Wat ik zie en wat ik hoor is niet onderscheiden van mijn bestaan op dit moment. (….) “Alle dingen zijn Boeddha Dharma”, schrijft Dogen. Alle dingen verschijnen in mijn aanwezigheid, mijn waken (Boeddha). Ze bestaan niet buiten het licht van mijn aanwezigheid. Dat wil zeggen, dat alle dingen mijn aanwezigheid zijn en mijn aanwezigheid is alle dingen (Dharma).
In De Walvis, een begrip op Terschelling waar ik dit stukje schrijf (fabuleus uitzicht op het wad), tref ik een grappige bevestiging aan van de woorden van de grote Dogen zenji. Want mijn blik valt op een bord met een gedicht van een zekere Marleen. Ik citeer:

Al lopend over het wad                                                                                                       verander ik langzaam in mijn omgeving.                                                                       Ziltig ruikt de lucht, zout proeft mijn huid.
Zand kriebelt zich een weg naar overal.
Mijn gedachten worden weg gevoerd door de wind                                                   zodat ik zweef tussen hemel en aarde.
Wat rest is stilte en tevredenheid.

Misschien geen tekst om een zen-duel mee te winnen. De zenpurist in mij wilde eerst de twee één na laatste regels weglaten. Want gedachten die weg gevoerd worden door de wind is al een beetje erg, maar daardoor tussen hemel en aarde gaan zweven kon natuurlijk echt niet. Ik heb Marleens tekst toch integraal overgenomen omdat het gewone leven zich gelukkig niet houdt aan door mij bedachte zen-normen. De eerste twee regels van het gedichtje vind ik wel het leukst. Wie zich wel eens aan wadlopen heeft bezondigt, weet hoezeer ze gelijk heeft.

Maar ik wil ook nog wat kwijt over die passage uit het prachtige boekje van Knegtel. Dogen (1200-1253), de grondlegger van de Soto-zen schreef in zijn meest bekende werk, de Sobogenzo (de schatkamer van de ware leer), een traktaat met de naam Genjokoan (het mysterie van de werkelijkheid) en daar refereert Knegtel aan. Maar de titel van zijn boekje, Het laatste woord van zen, verwijst, denk ik, naar iets heel anders: koan 13 van de Mumonkan-verzameling. Tokusan en zijn schaal. In zijn blog besteedt hij er royaal aandacht aan. Ook deze koan gaat over het gewone alledaagse leven. Dat kan geen toeval zijn. Tokusan ‘is het vleesgeworden zen in het dagelijkse leven, maar dan zonder zen en zonder dagelijks leven. En zonder een laatste woord’ schrijft Knegtel. Er is alleen maar komen en gaan, zelfs het laatste woord van zen doet er niet toe. En dat is precies wat het labyrint je voorhoudt.

Voor mijn afstudeerwerkstuk als labyrintwerker op het Jungiaans Instituut bij dr. Selma Sevenhuijsen was mijn onderzoeksvraag: kan het labyrint bijdragen aan de mogelijkheid om met liefde naar jezelf te leren kijken als opstap voor vertrouwen in en liefdevolle overgave aan het leven zelf? De negen deelnemers aan mijn onderzoek beantwoordden de vraag na het lopen van het labyrint als volgt:

  • Liefde? Het bevordert sterk het liefdevol naar jezelf kijken.
  • Voor mij is wat ik heb ervaren ook liefde. Ik hoef mijn leven niet te veroordelen. Het mag er zijn, elk hoekje elk stapje. Elk hoekje, elk stapje wordt ‘recht’.
  • Bewust lopen is accepterend kijken naar je eigen levenspad. Alles wat er is. Liefde voor mijn leven. Voor alles wat er is en dus ook voor mezelf.
  • Het is zoals het is; dat is het voor mij en dat heeft meer diepte gekregen.
  • Overgave – ik kon me overgeven – troost ook.
  • Het centrum was niet het doel. Heen en terug, dat is hetzelfde!
  • Verwarring…. Het juiste pad? Behoefte aan controle? Maar in het labyrint is het goed gekomen.
  • Ingang is ook de uitgang!
  • Ik voelde me echt gedragen!!

Ik zie deze reacties als een nadere bevestiging van mijn onderzoeksvraag. Eerder wezen de antwoorden op de neutraal geformuleerde evaluatievragen in dezelfde richting.

Een labyrint lopen is altijd verrassend, ook al denk je dat er dit keer niks gebeurt. Je ziet niet altijd een stuk of twaalf plantjes uit de spleten van het metselwerk tevoorschijn komen. Elke keer zal het appèl op je bewustzijn anders zijn. Als je weet dat alle dingen jouw aanwezigheid zijn, hoef je niet om je heen te zoeken. Dat wat jouw aanwezigheid vergt, zal je weten te vinden als je je niet afsluit voor wat er is. En aan het eind van het Waalkade-labyrint, in het centrum, waar voor menigeen de sterkste verwachting van uitgaat, komt dan de grootste verrassing: een nieuw labyrint in miniatuur, gemetseld in de centrumsteen. De Droste-verpleegster op het cacao-blikje. Want het leven gaat altijd door. En elke situatie waarin ik terecht kom, IS -in alle vergankelijkheid- mijn leven en dat stromende, veranderende leven IS tevens mijn bevrijding. Is dat niet het allerlaatste woord van zowel zen als het labyrint?foto-wonder-column-13

Recensie; “De Tocht van het Hart”

 

Marjan Slob 

Boeddha Magazine lente 2012

Onvergetelijk zijn ze, de columns die zenleraar Dick Verstegen in Boeddha Magazine (toen nog Vorm&Leegte) schreef over het sterven en de dood van zijn vrouw Branca. Zo voluit en toch ook zo zacht had ik nog nooit iemand zien rouwen. Dick zocht geen uitweg voor zijn verdriet. Hij zat er middenin. En bracht zo de oproep van het boeddhisme in de praktijk: wees één met je bestaan, wat zich daarin ook aandient.

Toen hij een half jaar later verliefd werd op Ellen, een veel jongere vrouw, vond ik dat (tot mijn eigen verrassing) eigenlijk heel gewoon. Iemand die zó kan rouwen, wordt niet verliefd bij wijze van afleidingsmanoeuvre. Die wordt verliefd omdat hij een zielsverwant ontmoet. Snel daarna ondernemen Dick en Ellen lange reizen naar India en Nepal en dat is één van de ervaringen waar Verstegen in zijn nieuwste boek over schrijft.

Qua vorm is De tocht van het hart heel afwisselend. Naast Ellen en Branca leer je nog meer vrouwen kennen (dochters, een zus, zijn overleden moeder, zenvrienden) aan wie Verstegen open brieven schrijft. Een handvol levendige poppenkastdialogen laat zien hoe ego’s op elkaar kunnen kletteren. De meer klassieke zenblik krijgt ruimte in haiku’s en serene observaties van Dicks tuin in herfst en winter.

Meer nog dan afwisseling valt de grote intimiteit op. Dicks toon is lyrisch, kwetsbaar en vol overgave. Daar moet je wel zin in hebben – Dick is duidelijk niet van het relatiseren. Bij mij dwingt het respect af. Hij wil het boeddhisme echt leven en vraagt zich openlijk af hoe je dat doet. Al lezende ontstaat zo een zelfportret van een man voor wie het boeddhisme eerst en vooral een praktische leer is. ‘Er is niets om je aan vast te klampen, zelfs de woorden van de Boeddha niet’, schrijft hij. ‘Je kunt maar op één ding vertrouwen: je eigen hart.’

Dit boek is te lezen als een onderzoek wat het betekent om te vertrouwen op je hart. Het hart van de Hartsoetra wel te verstaan, dus een hart dat ‘weet’ dat niets blijft en dat onze ideeën slechts een manier zijn om de wereld tijdelijk hanteerbaar te maken. Ieder van ons zoekt in die situatie een eigen koers. Voor Dick is die koers: hartstocht.